Ik zit met een ventilatievraagstukje waar ik nagenoeg geen informatie over kan vinden.
Een (groot)pand heeft twee opening, één voor ventilatielucht die wordt afgevoerd, en een andere om verse lucht naar binnen zuigen.
Nu dient voorkomen te worden dat de lucht uit het afvoerkanaal komt, weer aangezogen wordt. Hierom zijn door het bouwbesluit eisen gesteld aan het ontwerp en is de luchtverdunningsfactor in het leven geroepen. (De hoeveelheid afvoerlucht die nog vermengd met de aangezogen lucht mag zijn)
Link voor beeldvorming:
http://www.isso-kenniskaarten.nl/kenniskaart/ventilatiesystemen-woningen-centraal/verdunningsfactor/verdunningsfactor-bepalen
Allemaal leuk dat ze bij de NEN een formule hebben bedacht, maar die heeft een bovengrens tot waar ermee gerekend mag worden.
En dat is tot 1000 [L/s], daarboven mag er niet meer met die formule gerekend worden, en er wordt simpelweg niet gesproken over
wat je boven die waarde moet doen. Alsof die situatie niet bestaat.
70 [L/s] afzuiging in een woning is vrij normaal, en dus elke flat met meer als 15 woningen gaat al boven die 1000 [L/s] uit.
Dus aan die bovengrens zit je vrij snel.
Nu zou ik gewoon 3 afvoeren van 1000 [L/s] kunnen maken, en dan de hoogte/afstand bepalen tot het aanzuigkanaal.
Maar er is niets dat mij ervan weerhoud om de 3 afvoeren tegen elkaar aan te zetten, en zo alsnog een afvoer van 3000 [L/s] te creëren.
En wat is dan nog het nut van de bovengrens voor de formule uit het bouwbesluit?
Wanneer ik kijk in de ASHRAE (een Amerikaans instituut voor o.a. ventilatie) word er veel gesproken in de vorm van:
"Zolang invloeden uit de omgeving gering zijn." en "Als de temperatuur niet veel verschilt."
Maar geen getal voor wanneer dat zo is.
Ik plaats dat echt in de zelfde zinnigheid als: "wanneer het goed genoeg is, voldoet het."
Ik ben dus benieuwd of iemand hier informatie heeft die dieper gaat.
En ook wat jullie vinden van de technische in-compleetheid van het bouwbesluit.