Voorzover ik weet gebruikt Stephen Hawking de
allofoon-synthese van DECTALK, zie
https://en.wikipedia.org/wiki/DECtalk
Kan nog aanvullen dat de andere methode met (eigen) spraakfragmenten
difoon-synthese heet.
Bij de difoon-synthese, wat we altijd de "ingenieurs-oplossing" noemden, werd een grote verzameling opnamen in zeer kleine stukjes spraak van 20-50ms gesegmenteerd in
halve fonemen, of kern-fonemen en overgangen tussen fonemen, ook wel difonen genoemd.
Voorbeeld van verfijning in difonen:
houw in tekst..
hAUu (hou-oe) fonetisch is
hA|AUW|Uw in difonen, dus h initieel met overgang naar A, overgang AW, uitloop oe-w, waarvoor bij de samenstelling fragmenten van de woordjes
haast en
au kunnen worden gebruikt, als houw niet in het corpus aanwezig is. De samenvoeging van de samples is de grote uitdaging. De vroege difoon-synthese kraakte door slechte blendings en amplitude-problemen. Alles werd met de hand gesegmenteerd, het was een enorm werk.
Bij allofoonsynthese zal het woordje
houw eerst fonetisch worden vertaald als hAUw. Met deze
foneem-string als invoer wordt vervolgens een beregeling aangestuurd van een ruisgenerator (consonant h), een golf voor de stemband (vocaal AU) en een set van 6 bandfilters. Het idee achter deze vocoder-oplossing is, dat de golfvorm aan de ingang zo goed mogelijk op die van de glottis (stembanden) moet lijken.. en dat de filters zo worden ingesteld, dat de frequenties de resonantie in de menselijke mondholte benadert. Daarom is de allofoon-synthese een wetenschappelijke oplossing. Het is alleen bijna niet te doen om het op een echte menselijke stem te laten lijken.
Allofoonsynthese vraagt veel minder geheugenopslag dan difoonsynthese en was daarom in de jaren 70-80 de leading technologie. Tegenwoordig is alles difoonsynthese (uit een database) en heel netjes geblend en van klemtonen voorzien (!), zodat je het verschil met de oorspronkelijke spreker soms bijna niet meer hoort. Indertijd waren de pioniers van difonen werkzaam in Eindhoven (IPO) en een Nederlandse allofoon-synthese is in Nijmegen ontwikkeld, aan de KUN.