De afleiding van de Lorentztransformatie en een gevolg daarvan.
Einstein verrichtte een pracht prestatie in 1905 toen hij de Speciale Relativiteits Theorie (SRT) publiceerde. Experimenteel bleek dat men altijd voor de snelheid van een lichtgolf (Elektro-Magnetische straling, theorie van Maxwell en later aangeduid als een foton) de constante waarde c mat, ongeacht de snelheid van de waarnemer.
Dit betekende dat een foton een totaal ander voortplantingsmechanisme kende dan een materie deeltje, dat immers versneld/vertraagd kan worden.
Een foton krijgt dus niet de snelheid mee van een emitterend materiedeeltje dat beweegt met de snelheid v. Het kent zijn eigen voortplantingsmechanisme.
Maxwell leidde uit zijn theorie af dat de snelheid van een EM golf gegeven wordt door de volgende formule: c = (ε0.μ0)-1/2.
Hubble ontdekte jaren later dat licht van veraf gelegen sterrenstelsels altijd een roodverschuiving geven in hun spectrum. De oorzaak van dit fenomeen werd algemeen geïnterpreteerd als veroorzaakt door de expansie van de ruimte/vacuüm. Dit betekent dan ook, dat de golflengte van een lichtfoton wordt opgerekt door de expansie van de ruimte en een foton zich dus voortplant in het medium dat ruimte c.q. vacuüm wordt genoemd. ε0 en μ0 zijn daarom op te vatten als eigenschappen van het vacuüm die de waarde van de lichtsnelheid bepalen.
De constante waarde van de lichtsnelheid werd gebruikt voor de afleiding van de Lorentz transformaties, d.w.z. een lichtbron zendt een signaal uit en men bekijkt het vanuit 2 verschillende stelsels die t.o.v. elkaar bewegen.
De keuze voor een lichtbron ligt voor de hand, immers via experimenten had men juist bepaalt dat lichtgolven altijd met de snelheid c bewogen en constant was.
Theoretisch kan men echter ook andere bronnen gebruiken maar dan moeten die bronnen natuurlijk golven opwekken die ook met diezelfde snelheid c bewegen om dezelfde resultaten te krijgen voor de Lorentz transformaties. De natuurkunde is immers eenduidig.
Gravitatie golven komen ook in aanmerking als bron want die bewegen ook met de lichtsnelheid zoals men inmiddels heeft vastgesteld bij het samensmelten van 2 neutronensterren onlangs (dit was interessant omdat alle experimentele metingen overeenkwamen met de Alg. Rel. Theorie van Einstein).
De ‘de Broglie’ golven zouden een andere bron kunnen zijn echter… die bewegen niet met de lichtsnelheid, maar zelfs sneller: c2/v waarbij v de snelheid is van het materiedeeltje (dit volgens de hedendaagse kwantum theorie). Er is hier dus duidelijk een verschil met de lichtsnelheid want een ‘de Broglie’ golf heeft geen constante snelheid en is duidelijk ook niet gelijk aan c!
Dit schept een probleem want het is natuurlijk algemeen bekend dat de Lorentz transformaties experimenteel juist zijn.
Probleem: wat is het fundamentele verschil tussen enerzijds licht- en gravitatie golven en anderzijds een ‘de Broglie’ golf. Want een ‘de Broglie’ golf zou je natuurlijk ook als bron kunnen gebruiken voor het afleiden van de Lorentz transformaties en indien niet, waarom niet.
Analyse: een ‘de Broglie’ golf beweegt volgens de huidige kwantummechanica met een snelheid groter dan de lichtsnelheid (fase snelheid is c2/v) en het met de golf geassocieerde materie deeltje beweegt dan met de snelheid v (groepssnelheid). Het materie deeltje kan niet sneller bewegen dan de lichtsnelheid (het heeft rustmassa) en de energie van het deeltje wordt gegeven door E=h.f (waarbij het deeltje wordt voorgesteld door een draaggolf met een frequentie f, waarover het golfpakket zich beweegt met de groepsnelheid v) .
De massa van het deeltje zit in de ‘groep’ die een arbitraire afmeting heeft (onzekerheids relaties van Heisenberg). De ‘groep’ is gedefinieerd als de plaats op de draaggolf waarbij de amplitude van de golf een significante waarde heeft, maar, zoals gezegd, waar leg je nu de grens op de draaggolf waarbij je zegt dat de amplitude een significante waarde heeft en er dus sprake is van massa??
Als een materie deeltje inderdaad een golf zou zijn dan is de gehele golf massa dragend en niet enkel ‘de groep’ . De draaggolf is dezelfde golf als ‘de groep’ , het enige verschil is de waarde van de amplitude! Men kan dus niet stellen dat een ‘de Broglie’ golf een fasesnelheid kan hebben die groter is dan de lichtsnelheid want een massa deeltje kan niet sneller bewegen dan de lichtsnelheid (versneller fysici weten dat als geen ander).
Daarbij komt ook nog dat volgens de huidige kwantummechanica ook een ‘de Broglie’ golf onderhevig zou zijn aan de expansie van het heelal (de ruimte/vacuüm) want waar zou die golf zich anders in moeten voortplanten?
Je zou dus een ‘de Broglie’ golf ook kunnen gebruiken voor de afleiding van de Lorentz transformaties maar dan zou je wel een 2e versie van de lorentztransformaties krijgen en die natuurkunde is volgens mij niet waargenomen.
Conclusie: wil men een eenduidige natuurkunde verkrijgen dan zal ook een ‘de Broglie’ golf zich met de lichtsnelheid voort moeten planten en zal men een andere interpretatie moeten geven aan een ‘de Broglie’ golf.
In de Lorentz transformaties zou men dan de lichtsnelheid eigenlijk een naamsverandering moeten geven: c = vacuüm golf snelheid.
Hiermee verkrijgt men 3 golven met ieder een eigen golftheorie:
1) het EM foton met een fasesnelheid van c = (ε0.μ0)-1/2. (Theorie van Maxwell)
2) De zwaartekracht golf met een fase snelheid afhankelijk van de gravitatie constante.
3) De ‘de Broglie’ golf met een fase snelheid afhankelijk van de constante van Planck.
4) Dit betekent dat alle 4 genoemde constanten , via de constante waarde van de lichtsnelheid, gerelateerd zijn aan elkaar.
Een andere interpretatie van een ‘de Broglie’ golf is het volgende:
Het is inmiddels wel duidelijk dat het vacuüm beschouwd kan worden als een medium (roodverschuiving verre sterrenstelsels, fase snelheid foton volgens Maxwell en donkere energie).
Daarvan gebruikmakend kun je het volgende model maken:
Als een deeltje niet voorgesteld kan worden als een golf met een fase snelheid van c2/v en een energie van E = h.f , dan is de andere mogelijkheid een materie deeltje met een zeer kleine afmeting (wellicht < <10-25 cm) dat , zodra het begint met bewegen, een golf opwekt in het vacuüm die zich verspreidt in de 3-D ruimte met de lichtsnelheid en aldus de baan bereid dat het deeltje zal volgen (interferentie patroon 2 spleten experiment).
Volgens de SRT geldt dan (bij een rust massa gelijk aan nul van de ‘de Broglie’ golf):
p.c = h.f en met een fase snelheid c = f.λ geeft dit: p=h/λ waarin p de impuls is van het materie deeltje en het probleem is opgelost dat alle golven in het vacuüm gebruikt kunnen worden voor de afleiding van de Lorentz transformaties.
We kunnen nog verder gaan met het stellen van conclusies want als een deeltje niet voorgesteld kan worden als een golf dan vervalt de grondslag voor de huidige kwantummechanica. Wat overblijft is weliswaar de wiskundige theorie van de kansberekening (de kans om ergens in de ruimte een deeltje aan te treffen, dat gebaseerd is op energie vergelijkingen en een omgekeerde Laplace transformatie daarop toegepast (maak bijv. van een kwadratische energie vergelijking een differentiaal vergelijking en los die op en interpreteer de uitkomst als een kansverdeling) die erg succesvol is gebleken maar als een deeltje inderdaad een afmeting heeft en golven opwekt in het vacuüm, dan vervallen de onzekerheids relaties van Heisenberg en kan de kwantummechanica in overeenstemming met de ART van Einstein gebracht worden en een betere theoretische berekening van de vacuüm/donkere energie.
Graag het commentaar van de forum lezers hierover. Met dank.