Ik heb de boel nog eens nagekeken aan de hand van de originele berekening van Einstein zoals in http://www.mathpages.com/rr/s8-09/8-09.htm. Misschien dat je het volgende antwoord beter vindt.Ik ben niet op zoek naar een newtonse analogie want die is er natuurlijk niet.
het liftexperiment gaat uit van uniform zwaartekrachtsveld en op basis daarvan kun je de kromming uitrekenen die bv de 0.84 boogseconden oplevert bij de zon. de veronderstelling daar is dat je geen onderscheid kunt maken tussen versnelling of zwaartekracht. en daar rolt dan de kromming uit. Dat is niet zo moeilijk.
Daarna moet je gaan kijken naar de andere 0.84 boogseconden om de totale buiging te kunnen verklaren. Die kromming moet ook het gevolg zijn van bepaalde veronderstellingen en op basis van die veronderstelingen moet Einstein de vergelijkingen voor de ruimtekromming hebben kunnen afleiden. Ik ben dus op zoek naar die veronderstellingen die ten grondslag liggen aan de afleiding van de Einstein vergelijkingen van de ART. Op basis daarvan kun je je dan hoop ik enige voorstelling maken hoe je tot zulke krommingen komt.
flappelap schreef: Ik denk ook dat je moet opppassen om in Einsteins oorspronkelijke artikelen te duiken als je de ART niet goed begrijpt, want Einsteins oorspronkelijke artikelen bevatten de nodige fouten en omwegen voordat hij uiteindelijk tot de juiste theorie kwam. Dat boek van Renner is dus vooral een aanrader als je de ART al goed in de smiezen hebt, want anders zal het alleen maar voor meer verwarring zorgen, denk ik.
Wiskunde mbt natuurkunde is altijd gekoppelt aan een manier om iets te beschrijven tgv bepaalde aannames. bv de aanname dat er een versnelling g is op het aardoppervlak geeft als resultaat dat de plaats al functie van de tijd 1/2gt^2+v0t is. Zo moeten er ook aannames zijn die leiden tot de kromming tgv massa en de daaruit voortvloeiende baan van het licht, maar ik val in herhaling zie ik.Professor Puntje schreef:
Ik neem aan dat je het boek van Hanoch Gutfreund en Jürgen Renn bedoelt? Die link heb ik hier vooral geplaatst omdat je daaruit kunt zien dat het een misvatting is dat de ART simpelweg zou bestaan uit de in een wiskundig jasje gestoken fysische of zelfs natuurfilosofische uitgangspunten van Einstein. Op zeker moment kwam Einstein erachter dat hij zonder zware wiskunde niet verder kwam. Vanaf dat moment speelde de wiskunde zelf ook een rol in de verdere theorievorming. Er is naar mijn mening dan ook niet zoiets als de essentie van de ART die los van de gebruikte wiskunde zou kunnen worden geformuleerd of begrepen.
Met \(g_{00}\) bedoel ik de tijd-tijd component van de metriek. Dat is standaard notatie; je zou het ook \(g_{tt}\) kunnen noemen. Met bolsymmetrisch bedoel ik dat de kromming alleen van de radiële coördinaat r kan afhangen, en niet van de hoeken. Dit is analoog met een Newtons zwaartekrachtsveld voor een bolmassa; dit veld hangt ook alleen maar af van r.Wat bedoel je met g00 en met bolsymmetrisch? en hoe kom je dan op de term ds^2 die daarna volgt? daar ben ik al los.
Ja. Je ziet dat Einstein ook heel erg worstelde met de betekenis van algemene covariantie, wat leidde tot zijn "hole argument" (loch argument; zie een ander topic in dit subforum). Daarom raad ik mensen ook af om de alg.rel. te leren door naar de oorspronkelijke artikelen te gaan. Dat kan heel verwarrend zijn.Ik neem aan dat je het boek van Hanoch Gutfreund en Jürgen Renn bedoelt? Die link heb ik hier vooral geplaatst omdat je daaruit kunt zien dat het een misvatting is dat de ART simpelweg zou bestaan uit de in een wiskundig jasje gestoken fysische of zelfs natuurfilosofische uitgangspunten van Einstein. Op zeker moment kwam Einstein erachter dat hij zonder zware wiskunde niet verder kwam. Vanaf dat moment speelde de wiskunde zelf ook een rol in de verdere theorievorming. Er is naar mijn mening dan ook niet zoiets als de essentie van de ART die los van de gebruikte wiskunde zou kunnen worden geformuleerd of begrepen.
flappelap schreef: De "essentie" van de alg.rel.theorie is het equivalentieprincipe. Dat motiveert namelijk een ruimtetijd-meetkundige voorstelling van zwaartekracht, iets dat voor andere interacties niet mogelijk is (tenzij je aan Kaluza-Klein achtige constructies denkt, maar laten we dat maar ff achterwege houden ).
Nee, dat klopt. Je moet ook iets aannemen over de ruimtetijdstructuur zonder zwaartekracht. Anders kun je b.v. net zo goed op meetkundige formuleringen van de Newtonse zwaartekracht uitkomen.Daarover lees ik in de vakliteratuur tegenstrijdige meningen. Ongetwijfeld speelt het equivalentieprincipe een belangrijke rol, maar je kunt het equivalentieprincipe ook binnen de klassieke mechanica gebruiken of binnen varianten van de ART. Het equivalentieprincipe op zich leidt nog niet tot de specifieke kromming van de ruimte-tijd zoals in de ART uitgewerkt. (Zie ook berichtje #226.) Tenminste als ik mensen als Jürgen Ehlers en Wolfgang Rindler mag geloven.
@[background=#e7f0fa]flappelap:[/background]Klopt, mijn uitleg was ook bedoeld als een fit, die je vervolgens identificeert als een lineaire benadering van een daadwerkelijke oplossing: die van Schwarzschild. Maar het is mij niet duidelijk wat jij als startpunt wilt nemen.[background=#e7f0fa]Ik ben inderdaad niet thuis in metriek, maar jouw uitleg komt wel iets dichter bij het begrip voor mij omdat je zelf 2 interesante aanknopingspunten geeft:[/background]
1) kromming is "in de tijdsrichting" (de term die hij via het equivalentieprincipe verkreeg door naar een versnelde waarnemer te gaan en deze waarnemer equivalent te laten zijn aan een stilstaande waarnemer in een uniform zwaartekrachtsveldO)
2) kromming in de ruimterichting: Je kunt de afbuiging van het licht nog eens aanpassen door een soortgelijke kromming "in de ruimte" te introduceren. De vorm hiervan wordt beperkt als je bolsymmetrie aanneemt. Je parametriseert deze kromming met een factor alfa die je uiteindelijk afstelt op de gemeten afbuiging.
Nu hebben we in dit topic al veel berekeningen gedaan en volledige onderbouwing met de serie liften die alles verklaren dus waaruit het begrip komt voor deze afbuiging in de tijd.
maar mbt de afbuiging in de ruimte is de zaak nog volledig vaag en onverklaard. Is er niet een soortgelijk gedachtenexperiment als met de lift waar dan het begrip uit volgt waarom de ruimte kromt, bv bij bolsymmetrie? Je parametriseert deze kromming met een factor alfa die je uiteindelijk afstelt op de gemeten afbuiging, maar dat is feitelijk geen begripsvorming maar alleen fitting (net zoals je een willekeurig niet lineair effect kunt modelleren met polynomen)
De reden waarom Einstein geloofde dat de ruimte (en in het algemeen: de ruimtetijd) ook kromt, is het equivalentieprincipe. Dus misschien moet je dat nog eens goed doornemen.
[background=#e7f0fa]Ik ben inderdaad niet thuis in metriek, maar jouw uitleg komt wel iets dichter bij het begrip voor mij omdat je zelf 2 interesante aanknopingspunten geeft:[/background]@[background=#e7f0fa]flappelap:[/background]
Het equivalentieprincipe gaat erover dat je geen onderscheid kunt maken tussen versnelling en zwaartekracht. op basis daarvan kom je echter niet verder dan de helft van de alfbuiging. Ik dacht de andere helft gevonden te hebben door aan te nemen dat uit het equivalentieprincipe volgt dat de ruimte kromt zie berichtflappelap schreef: De reden waarom Einstein geloofde dat de ruimte (en in het algemeen: de ruimtetijd) ook kromt, is het equivalentieprincipe. Dus misschien moet je dat nog eens goed doornemen.
Mijn startpunt zou bij voorkeur zijn het punt waar Einstein ook gestart moet zijn,voordat er formules waren, namelijk het gedachtenexperiment waaruit duidelijk wordt waarom de ruimte nog meer kromt dan alleen via de vallende liften is te beredeneren.flappelap schreef:
Klopt, mijn uitleg was ook bedoeld als een fit, die je vervolgens identificeert als een lineaire benadering van een daadwerkelijke oplossing: die van Schwarzschild. Maar het is mij niet duidelijk wat jij als startpunt wilt nemen.
HansH schreef: Die redenatie werd echter afgeschoten vanwege het feit dat het equivalentieprincipe alleen geldt in een uniform zwaartekrachtsveld. Of dat waar is weet ik niet.
waar het uiteindelijk om gaat is de vraag of je die lokale stukjes aan elkaar mag plakken om zo tot het inzicht te komen dat de extra factor voor de kromming daarmee te verklaren is, dus in feite de integraal van alle kleine stukjes bij elkaar, zie bv ook http://www.quantumuniverse.nl/relativiteit-12-zwarte-gatenProfessor Puntje schreef:
Zo zit dat niet, het equivalentieprincipe geldt alleen precies in een uniform gravitatieveld. Maar lokaal (dus in een infinitesimale omgeving) geldt het equivalentieprincipe voor (nagenoeg) alle gravitatievelden.