Kun je hier een bron voor geven? Dit geldt namelijk alleen maar voor simpele RLC-schakelingen. In jouw eigen bericht (#69) geef je een link (deze) waarin je beweert dat het goed wordt uitgelegd. Er wordt alleen iets gezegd dat niet overeenkomt met wat je hier beweert.Ik zal mijn stelling onderbouwen zoals ik er naar kijk, de resonantie frequentie is gedefinieerd als f= 1/(2π √ LC)
Hetzelfde artikel geeft ook nog de resonantiefrequentie voor een andere schakeling. Deze is wederom niet wat jij zegt dat ie moet zijn:The resonant frequency of this circuit is:\(\omega_0 = \sqrt{\frac{1}{L C}-\left(\frac{R}{L}\right)^2\)This is the resonant frequency of the circuit defined as the frequency at which the admittance has zero imaginary part.
Edit:The resonant frequency (frequency at which the impedance has zero imaginary part) in this case is given by\(\omega_0 = \sqrt{\frac{1}{L C}-\left(\frac{1}{R C}\right)^2\)
Het wiki-artikel geeft zelfs de definitie die je maar blijft negeren:
The resonance frequency is defined as the frequency at which the impedance of the circuit is at a minimum. Equivalently, it can be defined as the frequency at which the impedance is purely real (that is, purely resistive). This occurs because the impedances of the inductor and capacitor at resonance are equal but of opposite sign and cancel out. Circuits where L and C are in parallel rather than series actually have a maximum impedance rather than a minimum impedance. For this reason they are often described as antiresonators, it is still usual, however, to name the frequency at which this occurs as the resonance frequency.