1. L? en C? Hierop is niet een eenvoudig formuletje toe te passen. Dit zal helaas alleen een betrouwbaar resultaat opleveren na een onvermijdelijke partij complex rekenen. Een andere manier is er niet denk ik.
2.PRu=2,272W URu=36,923V
3.PRu=8W URu=69,28V
Waarschijnlijk had in de vraagstelling de restrictie moeten worden opgenomen dat het aanpassingsnetwerk optimaal dient aan te passen. Als je dat toevoegt krijg je als oplossing:
C = 959,7 pF en L = 28,79 μH
Voor de berekening hiervan is geen complexerekening nodig:
De reactantie van de condensator noemen we XC; de reactantie van de spoel noemen we XL; Dan geldt:
Deze formules heb ik nu uit de source gehaald van een programma dat ik lang geleden heb geschreven om snel met dit soort circuits te kunnen rekenen. Aangezien ik geen boeken heb over dit onderwerp en internet toen nog niet bestond heb ik dat ongetwijfeld afgeleid uit basisprincipes.
Ik kan hier ook nog geen touw aan vastknopen. En dat komt omdat ik niet weet wat precies met vermogensaanpassing wordt bedoeld. Welk vermogen moet worden aangepast, en op welke manier?
@Olof Bosma
Dan vermoed ik toch dat je dat toen met behulp van de complexe rekenwijze hebt opgelost!
@Klazon
Met vermogensaanpassing wordt bedoeld dat de vermogensoverdracht vanuit de bron (ui met inwendige weerstand Ri) naar de belasting Ru maximaal is.
Het maximale vermogen dat een spanningsbron kan leveren is ui2/4Ri [Watt]. dit vermogen komt alleen in de belasting terecht als geldt: Ru=Ri
Als Ru dus ongelijk is aan Ri zal er altijd minder vermogen in Ru gedissipeerd worden.
Het is dus interessant om een (LC)netwerk tussen Ri en Ru te plaatsen die voor deze aanpassing zorgt.
In de opgave is het maximale vermogen in Ru 8W en zonder aanpassing is dat 2,272W (dat is een toename van 252%)
Het LC netwerk zorgt als het ware voor de benodigde spanningsopslingering en neemt zelf geen vermogen op.
De LC aanpassing geldt overigens voor 1 specifieke frequentie (bijvoorbeeld de zendfrequentie)
Het uitrekenen van de waarde van L en C voor aanpassing bij 1 specifieke frequentie lukt volgens mij alleen met behulp van de complexe rekenwijze en is in het algemeen een heel gedoe.
ukster schreef:
@Olof Bosma
Dan vermoed ik toch dat je dat toen met behulp van de complexe rekenwijze hebt opgelost!
Nou ik denk eerder dat het vanuit de omrekening van weerstand en reactantie in parallel naar serie is gegaan. Als je dat doet voor 600 Ω en je stelt Rserie = 50 Ω, dan vind je XL en dan ben je al halverwege.
Tot nu toe komen je twee vergelijkingen zomaar uit de lucht vallen zonder verdere onderbouwing.
Deze twee (overigens correcte vergelijkingen) zijn ontstaan uit 1 complexe vergelijking.
de ene komt uit het reële deel en de andere uit het Imaginaire gedeelte van de complexe vergelijking.
ik blijf van mening dat je L en C niet kunt oplossen zonder de complexe rekenwijze toe te passen.