Bij een motie van wantrouwen tegen een persoon die ook daadwerkelijk aangenomen wordt, wordt dat door de desbetreffende bewindspersoon(-personen) gewoonlijk opgevat als een aansporing om zijn/haar/hun functie neer te leggen. Een formele verplichting is dit niet. Er is wel een ongeschreven regel dat de bewindspersoon jegens wie het vertrouwen is komen te ontbreken (bijvoorbeeld door het aannemen van een motie) zijn ontslag hoort aan te bieden. Een andere motie van wantrouwen kan worden ingediend tegen het optreden van het kabinet.
Er is maar één keer een motie van wantrouwen tegen het optreden van het kabinet aangenomen, namelijk de motie-Deckers uit 1939, waarin het optreden van het kabinet Colijn V werd afgekeurd en het kabinet direct na het aantreden demissionair werd.
Colijn had nl. een minderheidskabinet gevormd van vertegenwoordigers van de protestantse partijen en vier liberalen.Dit kabinet werd in de Kamer slechts gesteund door 29 van de honderd leden.
De katholieken waren erbuiten gehouden. Wilhelmina vond dat het land niet zonder Colijn kon, reden dat dit ook wel het ’kabinet-Wilhelmina’ werd genoemd
Daarna is nog één keer een motie tegen een kabinet ingediend, nl. het kabinet Van Agt III in 1982. Deze motie werd alleen gesteund door PvdA, PPR, CPN en PSP en heeft het dus niet gehaald.
Formeel is het wel zo dat "de Tweede Kamer – en a fortiori de Eerste Kamer – doet alsof de regering ons van ’s Koningswege geschonken wordt" (citaat uit column van J. van den Berg in parlement.com). Een kabinet veronderstelt slechts het vertrouwen van de Kamer totdat de Kamer haar vertrouwen expliciet opzegt en dat kan dus alleen via een motie van wantrouwen, wat als een daad van parlementaire agressie wordt gezien. In België en de meeste andere Europese staten is een kabinet pas van kracht nadat het parlement zijn vertrouwen daarin heeft uitgesproken.
Er kan ook een motie van afkeuring worden aangenomen tegen een bepaald beleid. Ook dit leidt niet altijd tot aftreden.
Een nog zwakkere motie is een motie van treurnis.
M.b.t. de Eerste Kamer:
Het proefschrift van mr. Frank de Vries, 'De staatsrechtelijke positie van de Eerste Kamer', verdedigt de stelling dat de vertrouwensregel ook geldt met betrekking tot de Eerste Kamer. Dit geldt eveneens voor de 15e druk van het 'Handboek van het Nederlandse staatsrecht' van Van der Pot (laatstelijk bewerkt door prof. mr. D.J. Elzinga en prof. mr. R. de Lange, met medewerking van mr. H.G. Hoogers). De 14e druk (toen nog Van der Pot/
Donner geheten) verdedigde nog de stelling dat de vertrouwensregel niet geldt ten aanzien van de Eerste Kamer.
Citaat is uit Wikipedia
Lees ook:
https://www.parlement.com/id/vh8lnhrp1x0f/motie_van_afkeuring_of_wantrouwen
Contra principia negantem disputari non potest.