Op vrijdag 7 maart 1533 zonk de Portugese kraak Bom Jesus tijdens haar reis van Lissabon naar Oost Indië, voor de kust van Oranjemund in Namibië, met aan boord 40 ton lading waaronder meer dan 100 ivoren slagtanden van olifanten. In 2008 vonden arbeiders van De Beers, die op zoek waren naar diamanten in dit gebied, een ander soort schat, namelijk honderden gouden munten, een stapel hout en 100 slagtanden. Deze laatste waren door het koude water van de Atlantische Oceaan wonderwel gespaard gebleven na een half millennium in de zee te hebben gelegen, waardoor een groep van wetenschappers van o.a. de Universiteiten van Oxford en Illinois een schat aan genetisch materiaal hadden om te onderzoeken.
Meer dan tien jaar na de ontdekking heeft een team van archeologen, genetici en ecologen ontdekt waar de slagtanden vandaan kwamen en hoe ze pasten binnen het plaatje van de middeleeuwse handel in ivoor. Door DNA te onttrekken aan deze slagtanden, hebben de onderzoekers gevonden dat deze behoren tot 17 verschillende kuddes bosolifanten. Gedurende de laatste vier eeuwen is veel van het leefgebied van deze olifanten verdwenen, net als dat van hun veel bekendere grotere neven die op de savanne leven. In combinatie met het stropen, zo melden de onderzoekers, zijn er nu nog maar vier families bosolifanten overgebleven van deze 17 kuddes.
Lees hier het artikel in de New York Times van 17 december.
Lees hier de publicatie over het onderzoek in Current Biology.