De berekening van de orbitalen in Schwarschild metriek is duidelijk nu. Volgende probleem dat ik zie is lastiger.
De Schwarschild metriek wordt beschreven door
$$ds^2= - \left (1 - \frac {2M} {r} \right )dt^2 + \frac {1} {1 - 2M/r} dr^2 + r^2(d \theta^2 + sin^2\theta d \phi^2)$$
De Minkowski metriek in sferische coördinaten door
$$ds^2=-c^2dt^2+dr^2+r^2\left(d\theta^2+\sin^2\theta\,d\phi^2\right).$$
Asymptotisch als r naar oneindig gaat vallen beide metrieken samen. Dat is mooi en de vorm van beide metrieken suggereert bovendien een mapping
\(r_S \to r_M, \theta_S \to \theta_M, \phi_S \to \phi_M\).
S verwijst naar de variabele in de Schwarschild metriek en M naar de vartiabele in de Minkowski metriek.
Voor de r waarden tussen 0 en oneindig is het echter niet zo voor de hand liggen om de r van Schwarschild op de r van Minkowski te mappen. Dat kan op oneindig veel manieren. Je kan voor de kleine r waarden wat meer uitrekken of inkrimpen, etc. Dat is even arbitrair als de mapping van een wereldbol op een platte landkaart.
Daarop verder bouwend. Als ik nu de baan van Mercurius wil gaan berekenen, dan moet ik voor de intitiële condities de afstand meten van Mercurius tot de zon en de initiële snelheid. Stel ik meet met mijn meter 1 miljoen km. Die afstand die ik meet, is dan de uitkomst van deze lijnintegraal
$$\sqrt{\int_0^{r_{Mercurius}} \frac {1} {1 - 2M/r} dr^2}$$
De afstand die ik uitkom is dus niet zomaar r. Gezien de grote waarde van die M in de noemer, speelt het zich misschien allemaal ver af achter de komma. Maar het maakt de oefening van iedereen die ART op Newton wil mappen iets heel arbitrair en iets waarbij verschillende uitkomsten mogelijk zijn. Aan de andere kant plakt er in ons dagdagelijkse leven wel een specifiek getal op de periheliumprecessie van Mercurius. Ergens is er dus een tegenspraak die ik niet vat.