Wat ik mij in de samenhang van deze drie fenomenen al lange tijd afvraag is of de roodverschuiving die optreedt als licht door een zwaartekrachtveld reist, waarbij het licht dus energie verliest, is meegenomen bij de berekening van de ouderdom van het heelal.
Ter verduidelijking...: hoe verder een object van ons is verwijderd hoe langer het licht invloeden van zwaartekrachtvelden in allerlei gradaties heeft moeten doorstaan. Van de verst verwijderde objecten is de roodverschuiving (door de bank genomen) als gevolg van energieverlies door zwaartekracht dus het grootst.
De roodverschuiving wordt echter ook gezien als een Dopplereffect. Op die basis wordt de verwijderingssnelheid van verre sterrenstelsels bepaald. Inherent hieraan dus ook het tijdstip van de Big Bang, het moment van het ontstaan van ons heelal!
Het bepalen van de zwaartekrachteffecten zal naar ik veronderstel uitermate speculatief zijn. Op de eerste plaats weten wij niet hoeveel verborgen massa zich in ons heelal bevindt en verder is - uitgaande van de theorie van de Big Bang - de aard van ons heelal in de bestaansgeschiedenis drastisch gewijzigd.
Nogmaals, maar nu concreet de vragen:
- Is bekend wat de invloed is van zwaartekrachtvelden in pakweg 12 tot 14 miljard jaar lichtverplaatsing vanaf de rand van het waarneembare heelal tot de aarde?
- Welke onzekerheden spelen hierin mee voor wat betreft de zwaartekracht veroorzakende (al dan niet bekende) massa's en gegeven het feit dat een expanderend heelal in de beginfase er totaal anders uitzag?
- Worden/zijn deze zekerheden/onzekerheden betrokken in de berekeningen van de uitdijing van het heelal?