Goed, ik ga een poging wagen hoor.
Om de buiging te berekenen gaan we de opstelling even 2d bekijken:
Hierbij is
\(F1\) de belasting op de plaat en zijn
\(Fa\) en
\(Fb\) de resultante krachten van de ondersteuning.
Allereerst kunnen we stellen dat de som van alle krachten gelijk is aan 0 omdat het een statische opstelling is.
Dat betekent dat:
\(Fa + Fb + -F1 = 0\)
\(F1\) is hier negatief omdat deze de andere twee krachten tegenwerkt.
Je kunt ook beide andere als negatief beschouwen en dan [itech]F1[/itech] als positief, dat geeft hetzelfde resultaat.
Ik hou alleen zelf altijd de krachten die naar beneden gaan als negatief, dat vind ik prettig werken.
Door [itech]F1[/itech] naar de andere kant van de vergelijking te werken krijg je dus de volgende vergelijking:
\(Fa + Fb = F1\)
Omdat de kracht precies in het midden van de plaat staat kunnen we ook stellen dat:
\(Fa = Fb\)
Dat betekent dat:
\(Fa = Fb = \frac{F1}{2}\)
Het maximum gewicht op de plaat is 1600kg, dat is
\(1600 \cdot 9,8 = 15680N\)
Vul dit in bij
\(F1\) om de resultante krachten te berekenen:
\(Fa = Fb = \frac{15680}{2} = 7840N\)
Vervolgens kunnen we beginnen met het maken van een D-lijn (dwarskrachtenfiguur) en een Mb-lijn (buigende-momentenfiguur).
We beginnen nogmaals met een tekening van de opstelling met daarin alle krachten en afstanden tussen de krachten (in meters).
Zoals je ziet heb ik het punt waarop de
\(F1\) werkt punt C genoemd, dit is wat prettiger voor de uitleg.
De volgende stap die we gaan maken is het maken van een D-lijn.
Deze lijn geeft de dwarskrachten weer die op de plaat werken.
Je doet het volgende: Je gaat van links naar rechts alle punten af en bij ieder punt tel je de kracht op bij de vorige kracht (begin in punt A bij 0).
Zo krijg je het volgende:
De berekeningen zijn:
Voor punt A:
\(Punt A = 0 + Fa = 0 + 7840 = 7840N\)
Voor punt C:
\(Punt C = Fa + -F1 = 7840 + -15680 = -7840N\)
Voor punt B:
\(Punt B = Fa + -F1 + Fb = 7840 + -15680 + 7840 = 0N\)
De volgende stap is de momentenlijn, waarmee we aangeven welk moment er op welke plek van de plaat staat.
Ook dit doen we vanuit ieder punt van links naar rechts.
Vanuit elk punt reken je voor alle krachten links van dat punt het moment voor dat punt uit en die tel je bij elkaar op.
Hiervoor geld dat alle krachten die (van het punt af gezien) met de klok mee draaien positief zijn en alle krachten die tegen de klok in draaien negatief.
Daardoor krijg je het volgende:
De berekeningen:
In punt A:
\(Ma = Fa \cdot 0 = 0Nm\)
(Let op, de afstand van punt A naar Fa is 0 meter dus het moment geeft 0Nm)
In punt B:
\(Mb = Fa \cdot 1 + -F1 \cdot 0 = 7840 \cdot 1 + -15680 \cdot 0 = 7840Nm\)
In punt C:
\(Mc = Fa \cdot 2 + -F1 \cdot 1 + Fb \cdot 0 = 7840 \cdot 2 + -15680 \cdot 1 + 7840 \cdot 0 = 0Nm\)
We hebben nu een visualisatie over hoe de krachten en momenten op de plaat werken, plus de grootte van deze krachten en momenten.
Vervolgens kunnen we doorgaan naar het berekenen van de buigspanning.
Daarvoor hebben we eerst het lineaire traagheidsmoment ten opzichte van de x-as van de doorsnede van de plaat nodig:
Daarvoor is de volgende formule:
\(I = \fraq{1}{12} \cdot b \cdot h^3\)
\(Ix\) is dus:
\(I = \fraq{1}{12} \cdot 2000 \cdot h^3\)
En dan stuit ik op een probleem...
Namelijk dat je de dikte van de plaat niet hebt gegeven, en dat zie ik nu pas. :eusa_whistle:
Tot zo ver heb je in ieder geval een stuk berekening, alleen het laatste stukje zul je echt de dikte voor moeten hebben.
Ik hoop dat je het een beetje kunt volgen, zo niet stel dan gerust vragen.