hallo iedereen
voor een vak materiaalkunde hebben we volgende denkoefeningen:
HOOFDSTUK KRISTALLEN:
hoe kunnen we de drijvende kracht verhogen bij het stollen van vloeistof?
-> ik dacht gewoon door de temperatuur te verlagen?
Moet ik snel of langzaam afkoelen om een fijne kristalstructuur te krijgen?
-> ik dacht snel omdat tijdens het stollen de kristallen groeien. Hoe rapper de vloeistof dus stolt hoe kleiner de kristallen blijven?
Heterogene nucleatie is makkelijker dan homogene nucleatie. waarom?
-> Ik heb geen flauw idee.
HOOFDSTUK HARDHEID:
een minimale dikte wordt opgelegd aan het specimen bij een hardheidsproef. waarom?
-> Hoe meer materiaal er onder de testzone zit, hoe meer weerstand tegen de vervorming. Dit geeft vertekende resultaten.
Bij meten van microhardheid wordt bij brosse materialen eerder Knoop dan Vickers gebruikt. Waarom?
->Ook geen flauw idee we hebben hier echt te weinig info over gekregen om hierop te antwoorden.
Kan iemand me zeggen welke ik fout en goed heb en me eventueel op weg zetten met diegene die ik fout heb of echt niet weet?
Alvast bedankt!