Ik wil niet muggenziften
Dat doe je wel, want het gaat hier even om de constructie zelf, die je misschien niet precies in deze vorm zult tegenkomen, maar wel in een vergelijkbare:
"Ze vroeg mij, die denk/denkt dat Klintersaas fout is, naar mijn mening.
Wél: "Ik ben het, die denkt dat Klintersaas fout is."
Klopt, maar niet erg relevant. Even voor de duidelijkheid: dit topic gaat over zinsconstructies die misschien niet mooi zijn, maar die we puur op correctheid proberen te beoordelen. Op correcte alternatieven zitten we dus niet echt te wachten (okee, ik zal voor mezelf spreken
), omdat die voor de hand liggen (evident zijn).
Ik kies de tweede. De persoonsvorm van de bijzin congrueert namelijk met het voornaamwoord waarop die betrekking heeft.
Dit blijkt lastiger te zijn dan ik dacht. Je hebt deels gelijk. Ik heb hier
een interessant document over gevonden op internet.
Kijk vooral even naar pagina 8, hoofdstuk 4: "Congruentie, perspectief en morfologie"
(33) dat uitgerekend jij, degene die altijd zo nauwgezet is, deze fout hebt begaan
De werkwoordsvorm is duidt erop dat die een derde persoon uitdrukt en dus dat er een wisseling
van perspectief plaatsvindt na de tweede persoon jij. In het Nederlands moet een dergelijke
perspectiefwisseling worden gecodeerd met een pronomen; dit is degene in (33). De zin contrasteert
minimaal met (34):
(34) dat uitgerekend jij, die altijd zo nauwgezet bent, deze fout hebt begaan
Hier is de vorm is onacceptabel. Het geïmpliceerde lege pronomen tussen jij en die vgl. ø in (32)
kan geen verandering van perspectief teweeg brengen: het moet zich aanpassen aan de omgeving.
Zoals hierboven vermeld, moet ø ('degene') congrueren met het betrekkelijk voornaamwoord
dat er direct op volgt. Het element doet volop mee in de syntaxis van de zin: het vormt het hoofd
van de projectie die de nominalisering van de bijzin reflecteert, het ontvangt naamval vanuit de
context van de hoofdzin, en het matcht zijn phi-kenmerken met het naburige pronomen. Door de
discourse-relatie met het antecedent en het verbod op perspectiefwisseling, wordt bepaald dat de
phi-kenmerken in (34) een tweede persoon enkelvoud inhouden.
maar
(42b) Ze keek naar mij, die haar grootste bewonderaar is / was / ben!
Volgens Rooryck (1994a) is er een hiërarchie in de kenmerken van een nominale constituent,
waarbij persoon voor naamval komt en naamval voor getal. In een uitbreidende relatiefzin worden
de kenmerken van het antecedent in de omgekeerde volgorde (van buiten naar binnen) aan het
betrekkelijk voornaamwoord doorgegeven of ermee gecontroleerd. Persoon en getal zijn vrij in te
vullen, maar de naamval van die wordt onafhankelijk van het antecedent ook in de bijzin bepaald.
Bij zinnen als in (42) levert dit een conflict op. Het gevolg is dat er een blokkade optreedt en het
doorgeefproces staakt, aldus Rooryck. Daarom blijft die zonder persoonskenmerk. In (42a) is dat
niet erg, maar in (42b) is het een probleem, want daar is die een subject, en dus moet het werkwoord
noodgedwongen overgaan tot een zogenaamde default strategie. Het default persoonskenmerk is de
derde persoon; daarom zijn is en was in (42b) acceptabel, maar ben niet.
Edit Veertje: zin 42a is: Ik, die hij ooit verachtte, ben nu zijn idool.