Ik vind je toon erg vervelend. Indien je niet tevreden bent met een antwoord is dat jouw probleem, en je moet ook vooral weggaan als je dat wenst. Ik ga er vanuit dat iedereen met de beste bedoelingen zo constructief mogelijk reageert. Dat gezegd hebbende, laat mij toch een poging wagen, want je vraag gaat dieper dan op het eerste gezicht misschien lijkt.
De standaardmethode waar jij volgens mij op doelt in je openingszin van je openingspost, is de volgende:
We willen de arbeid bepalen, benodigd om een testmassa m langs een of ander pad te bewegen in het gravitatieveld van een massa M. We plaatsen M in de oorsprong van ons assenstelsel. Dan wordt de kracht van M op m gegeven door de gravitatiewet van Newton:
\(\mathbf{F}=-G\frac{Mm}{r^2}\mathbf{e}_r\)
. Om deze kracht te overwinnen, moeten we een kracht
\(-\mathbf{F}\)
uitoefenen op m. De verrichte infinitesimale arbeid dW als m een verplaatsing
\(d\mathbf{s}\)
ondergaat is dan per definitie
\(dW=-\mathbf{F}\cdot d\mathbf{r}=\frac{GMm}{r^2}\mathbf{e}_r\cdot d\mathbf{s}\)
. We ontbinden
\(\mathbf{e}_r\cdot d\mathbf{s}\)
in een component
\(\mathbf{e}_rdr\)
parallel aan
\(\mathbf{e}_r\)
(radiale component), en een verder niet-relevante component loodrecht erop. Dus dan
\(\mathbf{e}_r\cdot d\mathbf{s}=dr\)
, en de totale arbeid van
\(\mathbf{r}_1\)
naar
\(\mathbf{r}_2\)
is
\(W=\int dW=GMm\int_{r_1}^{r_2}\frac{dr}{r^2}=-GMm\left(\frac{1}{r_2}-\frac{1}{r_1}\right)\)
De (gravitationele) potentiële energie van een testmassa m in het gravitatieveld van een andere massa M wordt nu
gedefinieerd als de arbeid nodig om m van
\(\mathbf{r}_1\)
naar
\(\mathbf{r}_2\)
te bewegen, en we kiezen
\(\mathbf{r}_1=\infty\)
(conventie). Dit levert ons
\(V(\ r)=GMm\int_\infty^r\frac{dr}{r^2}=-\frac{GMm}{r}\)
.
Goed, dit is allemaal bekend. Nu naar de kern van je probleem: de massa M zal door het gravitatieveld van m toch ook een versnelling ondergaan, en dus is ons gekozen assenstelsel (met M in de oorsprong, dus in rust) geen inertiaalstelsel. Klopt helemaal. Maar, in bovenstaande afleiding is éen woord belangrijk:
testmassa. Dat wil zeggen dat m
per aanname een verwaarloosbaar gravitatieveld heeft, dus M is per aanname in rust.
Een verwante grootheid is de
gravitationele potentiaal. Deze wordt gedefinieerd als
\(\Phi:=\lim_{m\to 0}\frac{V}{m}\)
. De limiet m->0 wordt hier genomen om dezelfde reden: de testmassa heeft verwaarloosbare invloed op de massa's eromheen.
\(\Phi\)
is de gravitationele potentiële energie per eenheidsmassa die een hele kleine testmassa zou hebben in aanwezigheid van andere massa's.
Evenzo wordt de gravitatieveldsterkte (gravitational field intensity) gedefinieerd als
\(\mathbf{g}:=\lim_{m\to 0}\frac{\mathbf{F}}{m}\)
. Dit is de gravitatiekracht per eenheidsmassa op een kleine testmassa m.
Er geldt nu
\(\mathbf{g}=-\mathbf{\nabla}\Phi\)
en
\(\mathbf{F}=-\mathbf{\nabla}\V\)
.
Dit is geheel analoog aan de definitie van een elektrisch veld. We vertrekken van Coulombkracht
\(\mathbf{F}_c\)
, en definiëren het E-veld als
\(\mathbf{E}=\lim_{q\to 0}\frac{\mathbf{F}_c}{q}\)
, de limiet nemend om de invloed van de testlading q te verwaarlozen.
Uit het feit dat de potentiaal alleen van de posities afhangt, blijkt dat een verandering van plaats van een deeltje instantaan de andere deeltjes [als we i.h.a. een systeem van deeltjes bekijken] beïnvloedt. Dit hangt nauw samen met de aannamen van de klassieke mechanica: absolute tijd en het relativiteitsprincipe. Als de interactie niet instantaan maar met eindige snelheid was, zou die snelheid in verschillende inertiaalstelsels verschillend zijn (omdat absolute tijd impliceert dat de snelheden Galileïsch kunnen worden opgeteld). Maar dan zouden de bewegingsvergelijkingen van interagerende deeltjes verschillend zijn in verschillende inertiaalstelsels, in tegenspraak met het relativiteitsprincipe.
Hier valt nog meer over te zeggen, en ik vrees dat ik nog geen bevredigend antwoord heb gegeven op je vraag, maar misschien kun je hier alvast iets mee [ik ga nu slapen].