Volgens mij is dat alleen maar een trucje in de speciale rel. om de (Minkovski) metriek zo makkelijk mogelijk te krijgen.
Aangezien afstand bepaald wordt door de metriek, luidt de vraag dus waarom is de metriek in de vorm van een diagonaalmatrix[-1,1,1,1]. Het is dus geen trucje maar een voortvloeisel uit de specifieke vorm van de metriek.
Op deze mannier is de t-as niets anders dan een x-as welke een rotatie heeft ondergaan.
evenals de y as en de z-as. De -1 waarde heeft niets met de keuze van de assen te maken. Het geeft wel aan welk gewicht een assenkruis heeft tot de bijdrage van de afstand. Zo zou in een vlak (2 dimensionaal) met een metriek [1,2] het willen zeggen dat één stap in de y richting voor het dubbele telt van een stap in de x richting.
Het is niet echt nodig en in de alg. rel. gebruikt men ook wel de (+1,+1,+1,-1) metriek, zodat (-ct)^2 --> c^2 t^2 gaat geven. Ik denk dat je zelfs wel een (+1,+1,+1,+1) metriek kan gebruiken, zolang je maar goed op de factoren (-1) let...
De [+1,+1,+1,+1] metriek wordt nergens gebruikt in de relativiteitstheorie, het is zelfs zo dat in de algemene relativiteitstheorie de metriek lokaal de vorm [-1,+1,+1,+1] aanneemt.
Dat de -1 van voor of achteraan in de metriek verschijnt is louter en alleen maar conventie en gerelateerd of je de tijdsas als eerst of als laatste neemt.
Nu is hiermee de oorspronkelijke vraag nog niet opgelost waarom in de speciale relativiteitstheorie (= in de vlakke ruimte) de metriek de vorm [-1,+1,+1,+1] aanneemt.
1) de +1,+1,+1 drukken uit dat de drie ruimtecoördinaten evenwaardig zijn en eveveel bijdragen tot de afstand
2) de -1 brengt tot uitdrukking dat er in de vlakke ruimte en bovengrens is aan snelheid ( met name de lichtsnelheid)