sciencetalk

In deze topic vind je modelopgaven biologie die je kunt oplossen ter voorbereiding van de toelatingsproef arts-tandarts. Onder elke vraag kun je het correcte antwoord raadplegen door op de verborgen inhoud te klikken. Heb je een probleem met of vraag over (de uitwerking van) een bepaalde opgave, klik dan op de link "Stel een vraag over deze oefening" onderaan elke post. Die opent automatisch een nieuw bericht in ons huiswerkforum met de tekst (en eventuele afbeeldingen) van de betreffende opgave. Denk erom dat je in dat bericht beschrijft wat je zelf al geprobeerd hebt om de opgave op te lossen en waar je vast komt te zitten. Enkel om de uitwerking vragen is zinloos en hoe meer je zelf doet, hoe efficiënter we je kunnen helpen. Kijk ook eerst eens rond in het huiswerkforum, want misschien heeft iemand anders al dezelfde vraag gesteld.

Veel succes met het toelatingsexamen!

PS: Indien je zelf beschikt over andere modelvragen die je graag met medestudenten wilt delen, stuur dan een persoonlijk bericht naar Jan van de Velde.

.(Herkomst: simulatie-examen EMSA 2009)

1) Welke van de volgende beweringen is niet juist voor de glycolyse:

1. in anaeroob milieu
2. gaat door in het cytoplasma
3. is een deel van de fermentatie
4. gaat door na de citroenzuurcyclus

Stel een vraag over deze oefening.

(Herkomst: simulatie-examen EMSA 2009)

2) De zuurstof die bij de fotosynthetische reactie vrijkomt, komt uit:

1. water
2. koolstofdioxide
3. aanwezige suikers in de plant
4. chlorofyl

Stel een vraag over deze oefening.

(Herkomst: simulatie-examen EMSA 2009)

3) Op het ogenblik van de metafase van de mitose bevinden zich in het evenaarsvlak:

1. afzonderlijke chromosomen
2. onpare gedupliceerde chromosomen
3. G₁-fase chromosomen
4. altijd 32 chromosomen

Stel een vraag over deze oefening.

(Herkomst: simulatie-examen EMSA 2009)

4) Spoelfiguurdraden zijn verbonden met de kinetochoren tijdens:

1. mitose
2. meiose I
3. meiose II
4. al deze antwoorden zijn correct

Stel een vraag over deze oefening.

(Herkomst: simulatie-examen EMSA 2009)

5) Non-disjunctie gedurende meiose I tijdens de oögenesis geeft eieren die:

1. het normale aantal chromosomen hebben
2. één met "te veel" chromosomen
3. één met "minder" dan het normale aantal chromosomen
4. zowel B. als C. zijn juist

Stel een vraag over deze oefening.

(Herkomst: simulatie-examen EMSA 2009)

6) Bij tomaten is de rode ( R ) vrucht dominant over de gele ( r ), langstelig (T) over kortstelig (t). Volgende planten worden gekruisd: RrTT x rrTt. Wat is de mogelijkheid om heterozygote nakomelingen te hebben voor beide kenmerken:

1. 1/2
2. 1/4
3. 1/8
4. 1/16

Stel een vraag over deze oefening.

(Herkomst: simulatie-examen EMSA 2009)

7) Bij kruising van deze twee vliegen TtYy x ttyy kan volgende getallenverhouding verwacht worden:

1. 9:3:3:1
2. 3:1:3:1
3. 1:1:1:1
4. 15:1

Stel een vraag over deze oefening.

(Herkomst: simulatie-examen EMSA 2009)

8) Welke component is niet "direct" betrokken bij de translatie?

1. mRNA
2. DNA
3. tRNA
4. ribosomen

Stel een vraag over deze oefening.

(Herkomst: simulatie-examen EMSA 2009)

9) Hoeveel verschillende combinaties van vaderlijke en moederlijke chromosomen kunnen bij de gameten voorkomen van organismen waarvan het diploïde aantal 8 is?

1. 4
2. 8
3. 16
4. 32

Stel een vraag over deze oefening.

(Herkomst: simulatie-examen EMSA 2009)

10) Bij mannelijke zoogdieren en dus ook bij de mens gaan excretorisch en reproductiesysteem samenkomen. In welk orgaan?

1. het vas deferens (zaadleider)
2. de ureter (urineleider)
3. de prostaat
4. de urethra (urineweg)

Stel een vraag over deze oefening.

(Herkomst: toelatingsexamen juli 1997)

11) Bijgevoegde fotografische afbeelding geeft de elektronenmicroscopische opname van een organel P van een cel op 50.000x vergroting.



Wat is de belangrijkste functie van dit organel?

1. eiwittransport
2. eiwitvorming uit aminozuren
3. ATP-vorming m.b.v. energie uit zonlicht
4. ATP-vorming m.b.v. energie uit organische stoffen

Stel een vraag over deze oefening.

(Herkomst: toelatingsexamen juli 1997)

12) Een autotroof eencellig organisme leeft tijdelijk in een volledig anaeroob milieu. Welk(e) organel(len) zal/zullen in een dergelijk organisme niet functioneel zijn?

1. chloroplasten
2. Golgi-apparaat
3. lysosomen
4. mitochondria

Stel een vraag over deze oefening.

(Herkomst: toelatingsexamen juli 1997)

13) De haploïde DNA-hoeveelheid in de kern van een zaadcel van een muis bedraagt 2,5 · 10^-12 g.

Hoeveel DNA bevindt zich in een zygote die zich in de metafase van de eerste klievingsdeling bevindt?

1. 2,5 · 10^-12 g
2. 5 · 10^-12 g
3. 1 · 10^-11 g
4. 5 · 10^-11 g

Stel een vraag over deze oefening.

(Herkomst: toelatingsexamen juli 1997)

14) Als men een cel observeert die bezig is met een mitose, welk van de volgende aspecten zou dan een aanwijzing zijn dat we te maken hebben met een plantencel en niet met een dierlijke cel?

1. afwezigheid van een spoelfiguur
2. afwezigheid van centriolen
3. replicatie van de chromosomen
4. het verdwijnen van het kernmembraan

Stel een vraag over deze oefening.