Intuïtieve uitleg: het steekproefgemiddelde
\(\bar{x}\)
heeft een bepaalde (kleine) variantie t.o.v. van het echte (d.w.z. populatie-) gemiddelde
\(\mu\)
.
Doordat je nu de standaarddeviatie berekent met behulp van het steekproefgemiddelde, sluipt er een klein beetje meer variantie in die waarde dan wanneer je hem met het echte gemiddelde had berekend. Vandaar dat je deelt door n-1 in plaats van n. Als
\(\mu\)
bekend zou zijn en je berekent daarmee de standaarddeviatie, moet je wel gewoon door n delen.
Andere benadering: als je
\(\mu\)
kent, zou je zelfs op basis van één waarneming al een standaarddeviatie kunnen schatten. Die is dan uiteraard niet erg nauwkeurig, maar het zegt wel iets meer dan helemaal niks.
Maar als je geen flauw benul had wat het gemiddelde was (dus
\(\mu\)
onbekend) en je doet één waarneming, wat voor informatie heb je dan over de spreiding..? (in de berekening komt dat overeen met delen door n-1=0)