Om te begrijpen waarom naschokken voorkomen, moet je eerst weten hoe een aardbeving in zijn werk gaat.
Laten we het meest intuïtieve geval nemen waarbij twee platen naar elkaar toeschuiven, waarbij één blok bijgevolg over het andere blok moet schuiven. De reverse breuk:
Hierbij kan je begrijpen dat er een immense spanning wordt aangelegd op de breuk om beide platen naar elkaar te doen toeschuiven. Nu, mocht die breuk perfect glad zijn, zou er geen aardbeving plaatsvinden, maar zouden die platen gewoon geleidelijk aan over elkaar gaan schuiven. Het probleem is echter dat die breuken helemaal niet perfect glad zijn, maar dat de wanden vol met uitsteeksels, rotsen, gleuven, ... zitten. Vergelijk het met twee vellen schuurpapier die je tegen elkaar zou drukken. Als je de spanning geleidelijk laat toenemen, gebeurt er niets, tot op een moment van faling waarbij de weerstand wordt overwonnen. Plots zullen de vellen schuurpapier zeer snel over elkaar schieten, tot de spanning weg is of tot de spanning lager is dan de weerstand. Dit is verantwoordelijk voor de herhaling van aardbevingen om de X decania.
Om nu te verklaren waarom er vaak naschokken, maar evengoed ook soms kleinere voorschokken voorkomen, moeten we ons perfect schuurpapier wat minder perfect maken. De ene laag is een zandlaag, de andere laag een kleilaag en dan wat granieten of ander harde rotsen. Bij de eerste hoofdschok wordt een fase van langere stabiliteit doorbroken. Dit vereist doorgaans het meest energie. Onmiddellijk daarna verschuift de breuk tot er voldoende energie verloren is gegaan. De vlakken die nu tegenover elkaar zitten in de breuk, hoeven niet zo stabiel te zijn, of hier of daar bestaat er nog een kleine weerstand-aard waarbij een kleine verhoging van de spanning (zoals ik al zei, de platen worden geleidelijk aan steeds onder meer spanning gezet) ook die kleinere weerstand gaat overwinnen. Bijgevolg zal de plaat naar een langduriger evenwicht zoeken, tot er eens een weerstand gevonden is die weer voor een langere tijd een spanning zal kunnen weerstaan.
Kort gesteld kan men zeggen dat naschokken het innestelen van de plaats is in een stabiele positie bij lagere energien, nadat de plaat zich eerder al in grote lijnen op zijn nieuwe positie heeft gesteld bij grotere energien.
Let er ook op: de aardbevingen die wij als het "ergst" aanvoelen, zijn meestal een gevolg van vrij ondiepe epicentra tot 10 à 20 km. Tot deze diepte is er niet zo enorm veel verschil tussen de gesteenten zoals wij ze kennen, behalve dat ze iets warmer zullen zijn. Reken op ca. 20 graden per km dat je dieper gaat. Van magma, visco-elasticiteit en dergelijke is er doorgaans geen sprake en de meeste aardbevingen zijn dus een zuiver falen van "broos" materiaal.