Nanocursus 2 vergelijkingen met twee onbekenden
Geplaatst: di 02 nov 2010, 23:27
We zoeken met smart vrijwilligers om onderstaand picocursusje, even uit de losse pols in elkaar gegooid voor een "klant" in het huiswerkforum, op te werken tot een nanocursus of zelfs microcursus, door uitbreiding met mogelijk nog andere technieken, de idee van drie vergelijkingen met drie onbekenden en vooral met véél oefeningetjes oplopend in moeilijkheidsgraad, met overigens de nadruk op het systeem en de "geintjes" die je kunt toepassen om tot eliminatie of substitutie te kunnen komen, en minder op de moeilijkheidsgraad van de vergelijkingen zelf.
Missie: hou het helder.
picocursusje 2 vergelijkingen met 2 onbekenden, basis
oplossen door eliminatie:
je kunt ook optellen:
als er niets verdwijnt door direct optellen of aftrekken:
oplossen door substitutie (vervanging):
En moeilijker is het eigenlijk niet. Alleen door lastigere vermenigvuldigingsfactoren bij je onbekenden kan het bijbehorende rekenwerk lastiger of vermoeiender worden.
nog een tip: controleer je opgeloste onbekenden door ze in BEIDE vergelijkingen in te vullen en de uitkomst te checken. Een rekenfoutje zit in een klein hoekje.
Missie: hou het helder.
picocursusje 2 vergelijkingen met 2 onbekenden, basis
oplossen door eliminatie:
a + b = 20
a - b = 8
trek beide vergelijkingen van elkaar af:a - b = 8
a - a = 0 (joepie, a valt weg, is m.a.w. geëlimineerd)
b - (-b) = 2b
20 - 8 = 12
blijft over: b - (-b) = 2b
20 - 8 = 12
2b = 12, ofwel b = 6
vul nu 6 in voor b in in een van de twee oorspronkelijke vergelijkingen, a + 6 = 20
en dan blijkt dat a gelijk moet zijn aan 14. je kunt ook optellen:
a + a = 2a
b + -b = 0 (joepie, b geëlimineerd)
20 + 8 = 28
blijft over b + -b = 0 (joepie, b geëlimineerd)
20 + 8 = 28
2a = 28 ofwel a = 14
(vul weer in in een van beide oorspronkelijke vergelijkingen om vervolgens b te vinden) als er niets verdwijnt door direct optellen of aftrekken:
a + b = 20
2a-3b = 10
opdat door eliminatie of de a of de b kan verdwijnen, vermenigvuldig alle termen in de eerste vergelijking emt een handig getal, hier bijv 3, zodat je de b kunt elimineren2a-3b = 10
3a + 3b = 60
2a - 3b = 10
dan weer optellen om b te elimineren2a - 3b = 10
5a + 0 = 70
en werk verder af.....oplossen door substitutie (vervanging):
a + b = 20
2a - 3b = 10
herschrijf een van de vergelijkingen totdat je overhoudt a= ....... of b= ........ , (kies iets handigs)2a - 3b = 10
a= 20 - b
vervang nu in de ándere vergelijking alle a's door (20-b)2(20 - b) -3b =10
je hebt nu één vergelijking met één onbekende, werk uit40 - 2b -3b = 10
40 - 5b = 10
-5b = -30
b= 6
(vul weer in in een van beide oorspronkelijke vergelijkingen om vervolgens a te vinden)40 - 5b = 10
-5b = -30
b= 6
En moeilijker is het eigenlijk niet. Alleen door lastigere vermenigvuldigingsfactoren bij je onbekenden kan het bijbehorende rekenwerk lastiger of vermoeiender worden.
nog een tip: controleer je opgeloste onbekenden door ze in BEIDE vergelijkingen in te vullen en de uitkomst te checken. Een rekenfoutje zit in een klein hoekje.