Hoe komt het dat die elektrode elektronen afstaat?
De elektrode bestaat uit een metaal. In een metaal bevinden zich zg vrije elektronen, dat wil zeggen elektronen die niet aan een bepaalde atoomkern in het metaal zijn gebonden. Deze elektronen kunnen zich vrij door het metaal bewegen (daarom geleidt een metaal ook altijd de elektrische stroom). De zuurstofatomen in het zuurstofmolecuul willen graag elektronen opnemen (dwz zuurstof is een oxidator). Zij begeven zich naar het oppervlak van de elektrode en halen daar de benodigde elektronen op. Er zijn ook stoffen die liever elektronen afstaan (zij zijn een reductor), die gaan dan ook naar het oppervlak van de elektrode en staan daar hun elektron(en) af.
Als je een oxidator en reductor in één oplossing bij elkaar voegt, dan heb je geen elektrode nodig, dan lossen deze deeltjes het onderling op.
Het leuke van een elektrochemische cel (zoals jouw zuurstofsensor) is, dat je de oxidator- en reductorreactie min of meer fysiek gescheiden van elkaar kunt laten verlopen. De elektronen die worden opgenomen aan de ene kant, resp. worden afgestaan aan de andere kant, lopen dan 'om' via de twee aansluitdraden van de cel. Zo krijg je dan een spanningsverschil en kun je een elektrische stroom opwekken, zoals in een batterij.
Het spanningsverschil tussen de meetelektrode en de referentie-elektrode in de sensor is afhankelijk van de zuurstofconcentratie (wet van Nernst) en daarom kan daar het zuurstofgehalte uit bepaald worden.
Uiteraard is de praktijk genuanceerder en gecompliceerder dan de eenvoudige beschrijving hierboven.