sciencetalk

3 identieke 1-fase transfo's hebben volgende karakteristiek:

S(nom): 100kVA

U(primair):6.3kV

U(secundair):230V

1)Maak een schakeling met deze 3 l-fase transfo's zodanig dat ze als één 3-fase transfo kunnen aangesloten worden op een 3-fasig hoogspanningsnet van 6.3kV en dat de secundaire lijnspanning gelijk is aan 400V.

2)Bepaal de nominale lijnstroom aan de primaire en de secundaire.

3)Bepaal het totaal schijnbaar vermogen van deze transfobank.

1)Ik dacht ze Dy te schakelen.

2)kan ik

3) Dat zou betekenen dat ik ze door primair in D te zetten dat ik ze eigenlijk in serie plaats, dus dan zou ik zeggen: 3x100=300 kVA. Maar dan twijfel ik over 2 weer: moet ik dan om de lijnstroom aan de secundaire kant te bepalen, niet maar doen dan?

Ik zit een beetje vast.

Of je ze nou in driehoek of in ster schakelt, je hebt 3 keer 100kVA. Of anders gezegd: voor elke fase 100kVA.

Het simpelst is om uit te gaan van de fasespanning, die is secundair 230V bij sterschakeling.

Dus de lijnstroom is dan 100kVA/230V.

Ok, bedankt, dat komt dus voor uw lijnstroom op hetzelfde neer als mijn

Overigens, het totaal schijnbaar vermogen is toch gelijk aan het nominaal schijnbaar vermogen opgeteld met ijzer- en koperverliezen? In bovenstaande oefening is daar niets over gezegd dus hier zijn ze gelijk (veronderstel ideaal)?

Als er in het vraagstuk niks over verliezen wordt gezegd mag je de trafo ideaal veronderstellen.

De verliezen van zo'n trafo zijn zo marginaal dat je ze voor praktische berekeningen mag verwaarlozen.

Vaak ook kunnen ze tot 120% worden overbelast.

Okay, bedankt!