Standaardtijd vs eigentijd
Geplaatst: wo 28 aug 2013, 23:29
Standaardtijd, eigentijd en massa
1. De standaardtijd
Stel dat we de tijd definiëren als het meten van de duur van veranderingen en intervallen met een standaardklok, geijkt aan de hand van standaardgebeurtenissen. De tijd die de standaardklok aangeeft is dan de absolute tijd, die we bij conventie laten gelden voor het gehele heelal. Deze gestandaardiseerde tijd noemen we de absolute tijd. De standaardklok is een klok waarin zich gebeurtenissen voordoen, die zich op steeds gelijke intervallen herhalen, en verondersteld wordt eeuwig te lopen, en eeuwig gelopen te hebben. Het is uiteraard een fictieve klok, maar momenteel bestaan reeds vormen van een dergelijke universele tijd, bv. voor de werking van GPS (zie Wikipedia, Universal time). Men kan die tijd fictief verlengen en laten gelden voor het verleden en de toekomst.
2. De eigentijd
- Als men de tijd relatief bekijkt, geldt er voor elk voorwerp met massa, een eigentijd. Als er in hoofde van een voorwerp A niets gebeurt, en het voorwerp in rust blijft, kan er niets gemeten worden met de standaardtijd. De eigentijd van A is het heden, en blijft het heden. Het voorwerp kan echter veranderen van vorm of desintegreren, en die veranderingen kunnen met de standaardtijd gemeten worden. Maar als een voorwerp verandert krijgt het ook een andere eigentijd, een ander heden. Het is strikt genomen niet meer hetzelfde. Het voorwerp kan na bv. een elastische botsing terugkeren naar zijn oorspronkelijke staat. Maar wat gebeurt is, is gebeurt. Terugkeren naar het verleden kan niet, als men de standaardtijd als norm neemt. Weze opgemerkt dat stilstand hier relatief is, in die zin dat een voorwerp dat op aarde ligt en dat immobiel is, zich in eigentijd bevindt, ook al beweegt de aarde ten opzichte van de zon.
- Wat maakt een voorwerp nu tot een voorwerp met een eigentijd? Elk voorwerp dat uit materie bestaat, heeft ook een massa, die men zich in het zwaartepunt kan denken. Het zwaartepunt is het punt waaruit het beschouwde voorwerp aantrekkingsrelaties aangaat met andere materiële voorwerpen (andere massa’s met zwaartepunt). Een voorwerp kan deel uitmaken van een groter geheel dat ook een eigen massa, zwaartepunt en eigentijd heeft. Dit geld voor alles, behalve voor het heelal, dat van geen deel uitmaakt van een andere massa, maar dat veranderd onder impuls van zijn samenstellende delen.
- Op macroscopisch vlak kunnen we het volgende vaststellen: Een voorwerp A, bv. een vaas, kan deel uitmaken van de massa van de aarde, als het er een zwaartekrachtsinteractie mee heeft, en een gemeenschappelijk zwaartpunt. De aarde kan deel uitmaken van het zonnestelsel, met ook een eigen massa en zwaartepunt. Dit zonnestelsel maakt deel uit van de Melkweg etc... De eigentijd en massa kunnen zich dus voordoen op verschillende niveaus. Als een voorwerp bv. een vaas A, ten opzichte van de aarde stabiel blijft, dan blijft het in relatieve rust. De aarde echter blijft niet in rust ten opzichte van het zwaartepunt van het zonnestelsel. De vaas A volgt de beweging van de aarde passief, want ze maakt op dit niveau deel uit van de massa van de aarde. Als er echter een verandering optreed met betrekking tot het zwaartepunt van de aarde, dan kan dit zijn repercussies hebben op de eigentijd van de aarde, én de eigentijd van de vaas A. Zo kan een aardbeving repercussies hebben op de integriteit van de vaas. De vaas kan breken of zich verplaatsen. De eigentijd is dus verbonden met veranderingen die zich voordoen op het vlak van de positie van het zwaartepunt, ten opzichte van de zwaartekrachtsrelaties die het heeft met andere zwaartepunten. Als die positie verandert, dan verandert de eigentijd. De eigentijd is dus relatief aan de massa. Als het zwaartepunt veranderd of desintegreert, verandert de eigentijd, en het heden van de vaas.
- Op microscopisch vlak bestaat de beschouwde vaas uit molecules, die zich dicht bij mekaar bevinden en een conglomeraat vormen door kristallijne verbindigen, onderlinge druk, en krachten zoals de Vanderwaals-krachten, waterstofbruggen etc. Elke molecule heeft zijn eigentijd, eigen massa en zwaartepunt. De molecules hebben echter ook een gemeenschappelijk zwaartepunt, en vormen samen een vaas met een eigen massa. Men zou kunnen zeggen dat het geheel (de vaas) meer is dan de som van de delen (geheel≠∑ molecules). We zouden het ook zo kunnen uitdrukken, Het geheel =∑deeltjes +interacties . Als nu deze samenhang verbroken wordt, door bv. een slag van een hamer B, dan kan dit zijn repercussies hebben op deze samenhang van de vaas. Het zwaartepunt (en de massa en eigentijd) kunnen desintegreren, de massa kan in duizend stukken breken of de vaas kan zich verplaatsen, of zich mechanisch vervormen.
- Op het vlak van de molecules verandert er weinig na de verandering van de eigentijd van de vaas, behalve dat de vroegere samenhang van sommige molecules aangetast is. De samenhang komt vrij met afgave van energie (breken, warmte, mechanische vervorming), het resultaat van de zogenaamde bindingsenergie, en de impuls van hamer B.
De molecules bestaan uit deeltjes die een elektronensfeer en/of andere bindingen gemeen hebben. Ook molecules hebben een zwaartepunt, massa en samenhang en een eigentijd. Als de eigentijd van de molecules verandert, veranderen ook de chemische eigenschappen en ontstaat er een energetische verandering (endogeen of exogeen) tenzij het een zéér kleine hoeveelheid molecules betreft (b.v. een tiental), want dan komt kwantumfysica een kijkje nemen.
- Bovenstaand mechanisme geldt in grote lijnen ook voor atomen, bij veranderingen van de eigentijd kunnen zich nieuwe elementen vormen, met afgave of opname van energie.
- Op het niveau van elementaire deeltjes (de kleinste deeltjes die men nog materie kan noemen) speelt er zich echter iets anders af. We benaderen hier het kleinst mogelijke heden (eigentijd), de kleinst mogelijke massa en zwaartepunt. Als het elementair deeltje zich verplaatst, of elastisch reageert, is er nog geen probleem, maar als het deeltje desintegreert, verdwijnt ook het “heden” van het elementaire deeltje (de eigentijd), samen met de massa. Het elementaire deeltje kan immers geen kleinere eigentijd, massa of zwaartepunt aannemen. Volgens E=Mc² (relativiteitstheorie), zou de massa dan overgaan in stralingsenergie met een conversiefactor van c². Niemand kan zich daar een concrete idee bij vormen, behalve dat het een behoorlijke hoeveelheid stralingsenergie veroorzaakt op alle frequenties, en een flinke knal geeft, en dat er massa verdwijnt, die massa lijkt over te gaan in straling. Er verdwijnt echter ook eigentijd, die niet verandert in een ander materieel heden, zoals het geval is met bovenstaande, maar overgaat in straling. Een faseverschuiving dus van materie naar straling.
De waargenomen ruimtetijd
- De waarnemer (1) is het middelpunt van de tijd, in die zin dat alles wat hij waarneemt uit het verleden komt, en dit aan een eindige lichtsnelheid. De tijd die de waarnemer van zichzelf ervaart is echter het heden (de eigentijd), zoals we hierboven hebben beschreven. Wat een waarnemer niet kan waarnemen is zijn eigen verleden en toekomst, want de eigentijd is steeds het heden. Deze eigentijd is in die zin absoluut, en er is geen weg terug of vooruit in de absolute tijd. (2)
Uit bovenstaande volgt dat de waarnemer , die we hier A noemen, zijn eigen verleden niet kan waarnemen, maar wel het verleden van een andere waarnemer, die we hier B noemen. Deze tijd noemen we de ruimtetijd, omdat de tijd en afstand hier recht evenredig zijn. De door de waarnemer A, waargenomen verleden in elektromagnetische straling is evenredig aan het kwadraat van de ruimte die zich tussen de beiden bevind, de aantrekkingskracht volgt eenzelfde formule, maar hier worden de virtuele zwaartepunten waargenomen (een zwaartepunt is een vectorsom).
(1) De waarnemer hoeft niet noodzakelijk een mens te zijn, maar elk voorwerp met eigentijd.
(2) In een reflexie (b.v. spiegel) kan dit wel, maar dit is uiteraard niet zichzelf, maar een reflexie.
Groetjes,
Pol Cock
Groeten,
Pol Cock
1. De standaardtijd
Stel dat we de tijd definiëren als het meten van de duur van veranderingen en intervallen met een standaardklok, geijkt aan de hand van standaardgebeurtenissen. De tijd die de standaardklok aangeeft is dan de absolute tijd, die we bij conventie laten gelden voor het gehele heelal. Deze gestandaardiseerde tijd noemen we de absolute tijd. De standaardklok is een klok waarin zich gebeurtenissen voordoen, die zich op steeds gelijke intervallen herhalen, en verondersteld wordt eeuwig te lopen, en eeuwig gelopen te hebben. Het is uiteraard een fictieve klok, maar momenteel bestaan reeds vormen van een dergelijke universele tijd, bv. voor de werking van GPS (zie Wikipedia, Universal time). Men kan die tijd fictief verlengen en laten gelden voor het verleden en de toekomst.
2. De eigentijd
- Als men de tijd relatief bekijkt, geldt er voor elk voorwerp met massa, een eigentijd. Als er in hoofde van een voorwerp A niets gebeurt, en het voorwerp in rust blijft, kan er niets gemeten worden met de standaardtijd. De eigentijd van A is het heden, en blijft het heden. Het voorwerp kan echter veranderen van vorm of desintegreren, en die veranderingen kunnen met de standaardtijd gemeten worden. Maar als een voorwerp verandert krijgt het ook een andere eigentijd, een ander heden. Het is strikt genomen niet meer hetzelfde. Het voorwerp kan na bv. een elastische botsing terugkeren naar zijn oorspronkelijke staat. Maar wat gebeurt is, is gebeurt. Terugkeren naar het verleden kan niet, als men de standaardtijd als norm neemt. Weze opgemerkt dat stilstand hier relatief is, in die zin dat een voorwerp dat op aarde ligt en dat immobiel is, zich in eigentijd bevindt, ook al beweegt de aarde ten opzichte van de zon.
- Wat maakt een voorwerp nu tot een voorwerp met een eigentijd? Elk voorwerp dat uit materie bestaat, heeft ook een massa, die men zich in het zwaartepunt kan denken. Het zwaartepunt is het punt waaruit het beschouwde voorwerp aantrekkingsrelaties aangaat met andere materiële voorwerpen (andere massa’s met zwaartepunt). Een voorwerp kan deel uitmaken van een groter geheel dat ook een eigen massa, zwaartepunt en eigentijd heeft. Dit geld voor alles, behalve voor het heelal, dat van geen deel uitmaakt van een andere massa, maar dat veranderd onder impuls van zijn samenstellende delen.
- Op macroscopisch vlak kunnen we het volgende vaststellen: Een voorwerp A, bv. een vaas, kan deel uitmaken van de massa van de aarde, als het er een zwaartekrachtsinteractie mee heeft, en een gemeenschappelijk zwaartpunt. De aarde kan deel uitmaken van het zonnestelsel, met ook een eigen massa en zwaartepunt. Dit zonnestelsel maakt deel uit van de Melkweg etc... De eigentijd en massa kunnen zich dus voordoen op verschillende niveaus. Als een voorwerp bv. een vaas A, ten opzichte van de aarde stabiel blijft, dan blijft het in relatieve rust. De aarde echter blijft niet in rust ten opzichte van het zwaartepunt van het zonnestelsel. De vaas A volgt de beweging van de aarde passief, want ze maakt op dit niveau deel uit van de massa van de aarde. Als er echter een verandering optreed met betrekking tot het zwaartepunt van de aarde, dan kan dit zijn repercussies hebben op de eigentijd van de aarde, én de eigentijd van de vaas A. Zo kan een aardbeving repercussies hebben op de integriteit van de vaas. De vaas kan breken of zich verplaatsen. De eigentijd is dus verbonden met veranderingen die zich voordoen op het vlak van de positie van het zwaartepunt, ten opzichte van de zwaartekrachtsrelaties die het heeft met andere zwaartepunten. Als die positie verandert, dan verandert de eigentijd. De eigentijd is dus relatief aan de massa. Als het zwaartepunt veranderd of desintegreert, verandert de eigentijd, en het heden van de vaas.
- Op microscopisch vlak bestaat de beschouwde vaas uit molecules, die zich dicht bij mekaar bevinden en een conglomeraat vormen door kristallijne verbindigen, onderlinge druk, en krachten zoals de Vanderwaals-krachten, waterstofbruggen etc. Elke molecule heeft zijn eigentijd, eigen massa en zwaartepunt. De molecules hebben echter ook een gemeenschappelijk zwaartepunt, en vormen samen een vaas met een eigen massa. Men zou kunnen zeggen dat het geheel (de vaas) meer is dan de som van de delen (geheel≠∑ molecules). We zouden het ook zo kunnen uitdrukken, Het geheel =∑deeltjes +interacties . Als nu deze samenhang verbroken wordt, door bv. een slag van een hamer B, dan kan dit zijn repercussies hebben op deze samenhang van de vaas. Het zwaartepunt (en de massa en eigentijd) kunnen desintegreren, de massa kan in duizend stukken breken of de vaas kan zich verplaatsen, of zich mechanisch vervormen.
- Op het vlak van de molecules verandert er weinig na de verandering van de eigentijd van de vaas, behalve dat de vroegere samenhang van sommige molecules aangetast is. De samenhang komt vrij met afgave van energie (breken, warmte, mechanische vervorming), het resultaat van de zogenaamde bindingsenergie, en de impuls van hamer B.
De molecules bestaan uit deeltjes die een elektronensfeer en/of andere bindingen gemeen hebben. Ook molecules hebben een zwaartepunt, massa en samenhang en een eigentijd. Als de eigentijd van de molecules verandert, veranderen ook de chemische eigenschappen en ontstaat er een energetische verandering (endogeen of exogeen) tenzij het een zéér kleine hoeveelheid molecules betreft (b.v. een tiental), want dan komt kwantumfysica een kijkje nemen.
- Bovenstaand mechanisme geldt in grote lijnen ook voor atomen, bij veranderingen van de eigentijd kunnen zich nieuwe elementen vormen, met afgave of opname van energie.
- Op het niveau van elementaire deeltjes (de kleinste deeltjes die men nog materie kan noemen) speelt er zich echter iets anders af. We benaderen hier het kleinst mogelijke heden (eigentijd), de kleinst mogelijke massa en zwaartepunt. Als het elementair deeltje zich verplaatst, of elastisch reageert, is er nog geen probleem, maar als het deeltje desintegreert, verdwijnt ook het “heden” van het elementaire deeltje (de eigentijd), samen met de massa. Het elementaire deeltje kan immers geen kleinere eigentijd, massa of zwaartepunt aannemen. Volgens E=Mc² (relativiteitstheorie), zou de massa dan overgaan in stralingsenergie met een conversiefactor van c². Niemand kan zich daar een concrete idee bij vormen, behalve dat het een behoorlijke hoeveelheid stralingsenergie veroorzaakt op alle frequenties, en een flinke knal geeft, en dat er massa verdwijnt, die massa lijkt over te gaan in straling. Er verdwijnt echter ook eigentijd, die niet verandert in een ander materieel heden, zoals het geval is met bovenstaande, maar overgaat in straling. Een faseverschuiving dus van materie naar straling.
De waargenomen ruimtetijd
- De waarnemer (1) is het middelpunt van de tijd, in die zin dat alles wat hij waarneemt uit het verleden komt, en dit aan een eindige lichtsnelheid. De tijd die de waarnemer van zichzelf ervaart is echter het heden (de eigentijd), zoals we hierboven hebben beschreven. Wat een waarnemer niet kan waarnemen is zijn eigen verleden en toekomst, want de eigentijd is steeds het heden. Deze eigentijd is in die zin absoluut, en er is geen weg terug of vooruit in de absolute tijd. (2)
Uit bovenstaande volgt dat de waarnemer , die we hier A noemen, zijn eigen verleden niet kan waarnemen, maar wel het verleden van een andere waarnemer, die we hier B noemen. Deze tijd noemen we de ruimtetijd, omdat de tijd en afstand hier recht evenredig zijn. De door de waarnemer A, waargenomen verleden in elektromagnetische straling is evenredig aan het kwadraat van de ruimte die zich tussen de beiden bevind, de aantrekkingskracht volgt eenzelfde formule, maar hier worden de virtuele zwaartepunten waargenomen (een zwaartepunt is een vectorsom).
(1) De waarnemer hoeft niet noodzakelijk een mens te zijn, maar elk voorwerp met eigentijd.
(2) In een reflexie (b.v. spiegel) kan dit wel, maar dit is uiteraard niet zichzelf, maar een reflexie.
Groetjes,
Pol Cock
Groeten,
Pol Cock