sciencetalk

ik heb geen idee hoe ik aan dit bewijs kan beginnen, het komt van de opdrachten van wiskunde Bdag van 2012:

Kies een vast getal n (= 1, 2, 3, 4, 5, ...).

Bij alle looppatronen die je met de gekozen n keer vouwen kunt maken is de afstand van beginpunt tot eindpunt hetzelfde.

Onderzoek waarom dat zo is.

Opmerking: die afstand hangt natuurlijk af van de lengte van de strook waarmee je begint. Het is handig om met een strook van lengte 2n te beginnen, want dan hebben de stukjes allemaal lengte 1.

Wat bedoel je met 'vouwen'?

Ik begrijp de vraag niet.

als je een strookje papier vouwt krijg je toch een looppatroon bestaande uit de letter L en R (links en rechts)

scherpe vouwen zorgen immers voor hoeken van 90°

Even gegoogled. Gaat het om deze opdracht?

http://www.fi.uu.nl/...pdracht2012.pdf

Even zonder die gigantische lap tekst te lezen:

Bij bijvoorbeeld 5x vouwen kun je op zowel wortel 10 als wortel 2 uitkomen.

Wortel 2: linksom, 3x rechtsom, linksom

Wortel 10: rechtsom, linksom, linksom, rechtsom, rechtsom

Edit: dit is niet wat ze bedoelen met de opdracht. Mijn fout.

Margriet schreef: ↑za 04 jan 2014, 11:20
Even gegoogled. Gaat het om deze opdracht?

http://www.fi.uu.nl/...pdracht2012.pdf

ja, dat is de opdracht, en van het laaste puntje (suggesties) moeten we 1 ervan bewijzen, deze leek me het simpelst maar toch kan ik hem niet, ik weet niet hoe ik moet beginnen aan welke dan ook

iemand die misschien mee heeft gedaan aan die opdracht in 2012?