De ideologie van de globalisering
Geplaatst: ma 21 jul 2014, 16:41
De ideologie van de Globalisering
Zoals merkbaar is er een soort ideologie ontstaan die delocalisering , “to big to fale” banken en waanzinnig hoge lonen toelaat. Een ideologie die een grenzeloos en tomeloos kapitalisme verdedigt. Welke soort ideologie is dit? Hoe verantwoorden super hoge loonverdieners hun buitenproportionele lonen en macht. Een mooi voorbeeld vond ik in het boek “Plutocraten” (*), aan het woord is Jim O’Niel, de man was in 2012 de belangrijkste econoom van Goldman Sachs. “From the hourses mounth” als het ware:
“Ik erger mij aan al die verdraaide verhalen die ik hoor en lees, over dat er maar een paar mensen de vruchten plukken van globalisering en rijk worden ten koste van de massa aan de zelfkant van de maatschappij. De globalisering mag dan in bepaalde landen de ongelijkheid misschien vergroten, op mondiaal niveau heeft ze tot enorm veel goeds geleid, de ongelijkheid op ongekende schaal teruggedrongen. Tientallen miljoenen mensen uit onder andere de BRIC’s zijn uit de armoede getrokken. Het is natuurlijk makkelijk om alleen die miljardairs te zien die het China heeft opgeleverd, maar laten we niet vergeten dat pak ‘m in de afgelopên vijftien jaar minimaal driehonderd miljoenChinezen boven de armoedegrens zijn gekomen. (…) In plaats van ons zorgen te maken over zulke ontwikkelingen, zouden die ons juist moed en hoop moeten geven. Een gigantisch groot deel van de mensheid krijgt de kans om ook wat vruchten te plukken van de nieuwe welvaart. Dit is het verhaal van deze tijd”.
Commentaar:
In een eerste lezing zou je die man gelijk geven, wie kan er nu iets hebben tegen de economische emancipatie van Chinezen, Indiërs en Bazilianen. Maar wat is de praktijk?
Een voorbeeld: ipod is uitgevonden in de US, onder leiding van Steve Jobs. Twee derden van de banen (27250) die deze technologie schiep, zitten in het buitenland (cijfers 2011), waarvan de meerderheid in de Filippijnen dat, in de industriegebieden, nog goedkoper is dan China. De buitenlandse werknemers ontvangen samen minder dan 320 miljoen dollar. De 13920 Amerikaanse werknemers verdienden samen 750 miljoen dollar. De laaggeschoolden (7789 banen) echter verdienden samen slechts 220 miljoen dollar. De hoger geschoolden, technici, ingenieurs (6101) verdienden 525 miljoen dollar (**). Het vermogen van de weduwe van Steve Jobs wordt geschat op 11 miljard dollar, een zwarte pul en een jeans.
Dus een paradijs voor de plutocraten, waar armere landen met mekaar concurreren voor de laagste lonen, en leven in omstandigheden, zoals ze zich voordeden in de 19de eeuw in Europa. Een tweedeling in Amerika tussen working poor, een verdwijnende middenklasse, en een goed verdienende technische klasse, die als ze het kunnen betalen, te vinden is in garded comunities, gescheiden van de armoezaaiers, en een kleine minderheid, die vrolijk over de wereld dartelt en geen loyaliteit meer heeft met welk land dan ook, en die obsceen rijk is.
(*) O’NIEL Jim, gecit. In : FREELAND Chrystia, “Plutocraten”, Uitg. Nieuw Amsterdam, 2012, pp.45.
(**) Cijfers, FREELAND, op.cit. pp. 39 e.v.
Zoals merkbaar is er een soort ideologie ontstaan die delocalisering , “to big to fale” banken en waanzinnig hoge lonen toelaat. Een ideologie die een grenzeloos en tomeloos kapitalisme verdedigt. Welke soort ideologie is dit? Hoe verantwoorden super hoge loonverdieners hun buitenproportionele lonen en macht. Een mooi voorbeeld vond ik in het boek “Plutocraten” (*), aan het woord is Jim O’Niel, de man was in 2012 de belangrijkste econoom van Goldman Sachs. “From the hourses mounth” als het ware:
“Ik erger mij aan al die verdraaide verhalen die ik hoor en lees, over dat er maar een paar mensen de vruchten plukken van globalisering en rijk worden ten koste van de massa aan de zelfkant van de maatschappij. De globalisering mag dan in bepaalde landen de ongelijkheid misschien vergroten, op mondiaal niveau heeft ze tot enorm veel goeds geleid, de ongelijkheid op ongekende schaal teruggedrongen. Tientallen miljoenen mensen uit onder andere de BRIC’s zijn uit de armoede getrokken. Het is natuurlijk makkelijk om alleen die miljardairs te zien die het China heeft opgeleverd, maar laten we niet vergeten dat pak ‘m in de afgelopên vijftien jaar minimaal driehonderd miljoenChinezen boven de armoedegrens zijn gekomen. (…) In plaats van ons zorgen te maken over zulke ontwikkelingen, zouden die ons juist moed en hoop moeten geven. Een gigantisch groot deel van de mensheid krijgt de kans om ook wat vruchten te plukken van de nieuwe welvaart. Dit is het verhaal van deze tijd”.
Commentaar:
In een eerste lezing zou je die man gelijk geven, wie kan er nu iets hebben tegen de economische emancipatie van Chinezen, Indiërs en Bazilianen. Maar wat is de praktijk?
Een voorbeeld: ipod is uitgevonden in de US, onder leiding van Steve Jobs. Twee derden van de banen (27250) die deze technologie schiep, zitten in het buitenland (cijfers 2011), waarvan de meerderheid in de Filippijnen dat, in de industriegebieden, nog goedkoper is dan China. De buitenlandse werknemers ontvangen samen minder dan 320 miljoen dollar. De 13920 Amerikaanse werknemers verdienden samen 750 miljoen dollar. De laaggeschoolden (7789 banen) echter verdienden samen slechts 220 miljoen dollar. De hoger geschoolden, technici, ingenieurs (6101) verdienden 525 miljoen dollar (**). Het vermogen van de weduwe van Steve Jobs wordt geschat op 11 miljard dollar, een zwarte pul en een jeans.
Dus een paradijs voor de plutocraten, waar armere landen met mekaar concurreren voor de laagste lonen, en leven in omstandigheden, zoals ze zich voordeden in de 19de eeuw in Europa. Een tweedeling in Amerika tussen working poor, een verdwijnende middenklasse, en een goed verdienende technische klasse, die als ze het kunnen betalen, te vinden is in garded comunities, gescheiden van de armoezaaiers, en een kleine minderheid, die vrolijk over de wereld dartelt en geen loyaliteit meer heeft met welk land dan ook, en die obsceen rijk is.
(*) O’NIEL Jim, gecit. In : FREELAND Chrystia, “Plutocraten”, Uitg. Nieuw Amsterdam, 2012, pp.45.
(**) Cijfers, FREELAND, op.cit. pp. 39 e.v.