sciencetalk

Stel een molenwiek waarvan de liffkracht is gegeven door:
Fl = Cl * (1/2*m*v*v) * A
 
m = dichteheid lucht
v = luchtsnelhied
A = opp wiek
Cl = constante
 
kin Energie lucht is 1/2*m*v*v Hoe kom ik nu bij arbeid en vermogen van de wiek? 
 
alvast bedankt
 
Gerard
 

Misschien heb je iets aan dit topic:
 
http://sciencetalk.nl/forum/index.php/topic/100740-natuurkunde-vermogen-windturbine/
 
Waar deze formule gehanteerd wordt voor het vermogen dat de wind oplevert:
 
P=½·ρ·A·(ν)³
 
ρ = de dichtheid van de lucht (=1,29 kg/m3)

A = de oppervlakte van de cirkel die de wieken bij het ronddraaien bestrijken (in m²),

ν = de windsnelheid in m/s.
 
Die formule lijkt mij correcter dan de formule die jij geeft in de openingspost.

Wat is liffkracht? Nooit van gehoord.
 
De formule kan niet kloppen, hoe kom je daar aan.
 
Er staat een energie: Nm maal een oppervlak:  m² maal een constante met onbekende eenheid en dat moet allemaal een kracht opleveren (N).  De constante heeft dus eenheid m^-3? Wat stelt de constante eigenlijk voor? Als het de luchtweerstandscoëfficiënt is, dan heeft de constante geen eenheid. 
 
 
Daarnaast is m niet het symbool voor dichtheid en als het dat wel was, dan was 1/2mv² geen energie.
 
Misschien wil je de opgave of de probleemstelling verbeteren en opnieuw posten?

@Anton
 
Zie http://nl.wikipedia.org/wiki/Liftkracht
 
Overigens heb je gelijk dat ik nog erg aan het zoeken ben naar de goede vraagstelling.
 
Ik zoek een manier om te schatten wat bij gegeven windkracht en bij gegeven wiek oppervlakte (en vorm) het vermogen is. De wieken hoeven niet in vleugelvorm te zijn, platte rechthoeken zijn wat mij betreft ok.
 
 In eerste instantie ging ik uit van een kracht dat op een schuin vlak werkt en daardoor een zijwaartse veroorzaakt (conform Newton) . Ik kom echter nergens die benadering tegen.  Overal gaat men uit van de benadering via Bernoulli.  
 
Hier zit voor mij verwarring. Met wieken met platte vlakken zou volgen Bernoulli geen drukverschil optreden, dus geen liftkracht, dus geen beweging. Maar de wieken draaien in werkelijkheid wel, ook met platte rechthoekige wieken. Dat is m.i. het gevolg van de schuine hoek t.o.v. de windkracht.
 
Dus zijn beide manieren van kijken nu uitsluitend of op elkaar voortbouwend?
 
vragen, vragen, vragen