Er zijn soms kamerleden, die van hun partij afwijkende ideeën ontwikkelen en zich gaan afsplitsen tot een eenmensfractie. Het maakt niet uit om welke partij het gaat noch om de persoon.
Stelling 1: dit zou verboden moeten worden, omdat dit gebeuren de democratie niet dient. Niemand heeft voor die nieuwe partij gekozen.
Stelling 2: als een kamerlid zich afsplitst, zou deze geen recht hebben op werkeloosheidsuitkering of wachtgeld, want in feite neemt deze persoon zelf ontslag als lid van de partij die verlaten wordt.
Stelling 3: de stellingen 1 en 2 voorkomen versplintering tot allerlei nieuwe, ongewenste partijtjes.