xansid schreef:
Beter gezegd doordat de versnelling daar het grootst is. Je mist in je tekening de centrifugale kracht, die wordt veroorzaakt door een versnelling in de richting van het draaipunt. Maar omdat deze kracht afhankelijk is van het kwadraat van de snelheid heb je eigenlijk ook gelijk.
Om deze opgave op te lossen bereken je eerst de extra potentiele energie van de massa als de slinger maximaal is uitgeweken. Omdat je de hoek en de arm weet kan je berekenen hoeveel hoger het gewicht hangt. In de laagste stand is al deze potentiele energie (mits we wrijving verwaarlozen) in kinetische energie omgezet. Met dit inzicht kan je berekenen wat de snelheid op dat punt moet zijn, en daarmee kan je de centrifugale kracht uitrekenen. Als bij deze kracht het gewicht op telt weet je de maximale kracht op de arm.
De maximale snelheid heb ik berekend door m*g*h = 0,5 m v² te gebruiken.
v = wortel (2*g*h)
Hierbij heb ik de h bepaald door het verschil te nemen tussen de hoogte.
De uitwijking is bepaald door gebruik te maken van de sinus. Deze uitwijking heb ik geintegreerd in de formule;
Fm = mv²/r
Waarbij ik voor de r de uitwijking heb genomen.
Ongeacht de lengte van de slinger kom ik uit op een middelzoekende kracht van 4564 N.
Op het moment dat de slinger verticaal staat is de hoek 0. Dit geeft een kracht in de touw (statisch gezien) van 12,6 kN.
Dien ik voor de maximale kracht de resultante te nemen? (Wortel ( 12,6² + 4,6² ) )? of dient de 4,6kN opgeteld te worden bij de 12,6 kN?