sciencetalk

Hallo, 
 
Een vraag van de landelijke kennistoets die ik fout had. Ik heb de vraag niet, maar herinner me hem wel. Dus ik zal hem beschrijven:
 
Een vis zwemt onder water. Hij ziet een vlieg die recht boven hem vliegt. Ziet hij de vis even ver, verder of dichterbij?
 
Ik dacht even ver, omdat er geen sprake is van breking, omdat de vlieg recht boven de vis is is het loodrecht en breekt het niet bij de overgang van lucht naar water. Maar dit was dus fout. Kan iemand mij hiermee helpen?
 
Groet

De verborgen suggestie van de opgave is dat deze vis afstand kan inschatten met zijn ogen, dus binoculair, dat wil zeggen doordat hij merkt hoeveel hij 'scheel' moet kijken. Als de vlieg boven zijn neus is, zien zijn ogen de vlieg van opzij. Wat is dan het antwoord op de vraag?

Bedankt voor je reactie.
 
dan zou de vis dus erg scheel moeten kijken? Dus zou hij denken dat de vlieg een stuk verder weg is dan hij is?
 
Overigens wel vreemd, vissen moeten toch altijd scheel kijken as ze 2 ogen aan beide kanten van hun hoofd hebben? zien ze dan alles ver weg?
 
En mensen zien toch eigenlijk ook diepte door de scheelheid te bepalen?

De vis kijkt naar een object in een optisch minder dicht medium. Dat is het omgekeerde van een mens die naar een object in water kijkt, een optisch dichter medium. Die mens ziet een platgeslagen tafereel, terwijl de vis een tafereel ziet dat uitgerekt is in de richting van de normaal.
 

 
bron: wikipedia
 

Dat begrijp ik, alleen is er dan sprake van een hoek waarin gekeken word. In het plaatje dat je geeft bijvoorbeeld is de hoek vanuit waar de foto genomen is niet loodrecht omlaag, zoals bij de vis en de vlieg wel zo is.
 
Als een lichtstraal van het medium water naar lucht gaat breekt deze en zien we dingen dus verder of minder ver. Maar wat als deze hoek precies 90 graden is? Welke kant breekt hij dan op? In dit geval dacht ik dat hij dan dus niet kan breken en de vis de vlieg gewoon even ver ziet. Welke denkfout maak ik hier? Ik weet namelijk wel dat mijn antwoord fout is..

De vlieg bevindt zich recht boven de neus, maar schuin boven de ogen. Het linkeroog kijkt van links, het rechteroog van rechts.
V = voorwerp (vlieg); B = beeld

jaa nu is helemaal duidelijk. Zo logisch ook. Bedankt voor de hulp