Op welke natuurkundige veronderstellingen is de ART gebaseerd? Deze vraag is in een ander topic ontstaan en wil ik hierbij afsplitsen.
- De eerste veronderstelling is dat de tijd een vierde dimensie is. Dat is moeilijk voor de stellen, maar wiskundig eenvoudig door te beperken tot twee (willekeurige) dimensies terwijl in de andere twee geen beweging is. Alle effecten en wiskunde blijven dan hetzelfde.
- De tweede veronderstelling is dat de ruimte gekromd kan zijn, in iedere dimensie.
Een grafische voorstellling van beide is:
Dan is de vraag: hoe reageert een vrij bewegende massa hier op. Er zijn twee mogelijkheden:
A Het volgt precies de ruimtekromming. Er zijn geen krachten, geen zwaartekracht, geen tegenwerkende massa-traagheid, want de massa blijft op de (gekromde) nullijn.
Het probleem is dan: waarom buigt een foton meer dan een massa, dus meer dan de ruimtekromming?
B Het wordt geduwd door de krommende ruimte. De massa wil de krommende nullijn volgen maar kan dit niet zo snel vanwege zijn traagheid. Daardoor ontstaat een afstand tussen massa en nullijn en omdat de massa naar de nullijn wil ontstaat een (zwaarte)kracht. Er zijn nu wel (compenserende) krachten. De kromtestraal is dan 2x kleiner dan kromming van de massabaan, wat de dubbele afbuiging van een foton kan verklaren, die de ruimtekromming wel precies volgt.