Macroscopische voorwerpen en het onzekerheidsprincipe
Geplaatst: vr 13 dec 2024, 00:54
Als ik een voetbal wil beschrijven dan heb ik een golffunctie die eruit ziet als
\[
\Psi(\vec{q}_1, \vec{q}_2, \dots, \vec{q}_N).
\]
met \(q_i\) verlagemeende coördinaten die de verschillende deeltjes van de voetbal beschrijven.
De totale impuls vind ik dan door de impulsen van de verschillende deeltjes op te tellen
\[
\hat{\vec{P}} = \sum_{i=1}^N \hat{\vec{p}}_i
\]
De impuls van de verschillende deeltjes vind ik via de partiële afgeleiden van de Lagrangiaan van het volledige systeem
\[p_i = \frac{\partial L}{\partial \dot{q}_i}\]
De macroscopische positie 'x' van de voetbal (massacentrum?) vind ik dan via uitmiddeling van de verschillende \(q_i\) (gewogen gemiddelde op basis van de massa van de deeltjes waaruit de bal bestaat)?
En voor de voetbal als geheel gelden dan de onzekerheidsrelaties van Heisenberg.
\[
\Delta x \cdot \Delta p_x \geq \frac{\hbar}{2}
\]
waarbij p dan gelijk is macroscopisch aan mv en x de macroscopische postie van de bal (massacentrum?).
Het lijkt mij niet zo voor de hand liggend dat de onzekerheidsrelaties zo maar stand houden na statistische uitmiddeling? Iets gelijkaardigs komt mij niet gekend voor uit andere deeldomeinen van de statistiek. Ik denk bijvoorbeeld aan de centrale limietstelling.
Is daar eerder iets over gepubliceerd? Ik vind gelijkaardige vragen niet direct terug op het net.
\[
\Psi(\vec{q}_1, \vec{q}_2, \dots, \vec{q}_N).
\]
met \(q_i\) verlagemeende coördinaten die de verschillende deeltjes van de voetbal beschrijven.
De totale impuls vind ik dan door de impulsen van de verschillende deeltjes op te tellen
\[
\hat{\vec{P}} = \sum_{i=1}^N \hat{\vec{p}}_i
\]
De impuls van de verschillende deeltjes vind ik via de partiële afgeleiden van de Lagrangiaan van het volledige systeem
\[p_i = \frac{\partial L}{\partial \dot{q}_i}\]
De macroscopische positie 'x' van de voetbal (massacentrum?) vind ik dan via uitmiddeling van de verschillende \(q_i\) (gewogen gemiddelde op basis van de massa van de deeltjes waaruit de bal bestaat)?
En voor de voetbal als geheel gelden dan de onzekerheidsrelaties van Heisenberg.
\[
\Delta x \cdot \Delta p_x \geq \frac{\hbar}{2}
\]
waarbij p dan gelijk is macroscopisch aan mv en x de macroscopische postie van de bal (massacentrum?).
Het lijkt mij niet zo voor de hand liggend dat de onzekerheidsrelaties zo maar stand houden na statistische uitmiddeling? Iets gelijkaardigs komt mij niet gekend voor uit andere deeldomeinen van de statistiek. Ik denk bijvoorbeeld aan de centrale limietstelling.
Is daar eerder iets over gepubliceerd? Ik vind gelijkaardige vragen niet direct terug op het net.