bijv.: kpF2>Kp>Cl2>kpBr2>kpI2
Dit is net andersom, jood heeft het hoogste 'kookpunt' (het sublimeert eigenlijk) en fluor het laagste.
Runen zijn regeltje klopt niet, want CO2 zou volgengs die regel een pôlaire binding zijn , maar dat klopt niet. Trouwens die 1.7 klopt ook niet. Een ion binding hev je tussen een metaal en een niet-metaalen een colvalent tussen 2niet-metalen. Het getal is maar een benadering.
Deze getallen zijn inderdaad maar een benadering. Het gaat hier echter om de aard van de
binding en niet de aard van het
molecuul. De C=O-binding in CO2 is wel degelijk polair, maar door de symmetrie is het molecuul zelf apolair: de dipoolmomenten van de beide bindingen heffen elkaar op omdat ze precies tegenover elkaar staan.
Elektronegativiteit is het vermogen elektronen van een chemische binding naar zich toe te trekken. De elektronegativiteit wordt aangeduid door een getal van 0,7 tot 4,0 (zonder eenheid). Dit getal heeft geen directe betrekking tot een meetbare eigenschap van een element, maar maakt het mogelijk de elektronegativiteit tussen verschillende elementen te
vergelijken. Het verschil in elektronegativiteit beschrijft de aard van de chemische binding (zoals Runen beschreven heeft).
In water heeft het zuurstofatoom een hogere elektronegativiteit dan waterstof, zodat het zuurstof de elektronen van de O-H-binding naar zich toe trekt. Doordat de bindingselektronen hierdoor iets vaker in de buurt van het zuurstofatoom zijn, heeft dit een kleine negatieve lading (negatieve partiaallading) en het waterstofatoom heeft een positieve partiaallading. Dit verschil in partiaallading zorgt ervoor dat deze binding polair is.
Voor de duidelijkheid: een covalente binding is een binding waarin één of meer elektronenparen door twee atomen gedeeld worden, zoals de bindingen in een molecuul. Vanderwaals-, dipoolkrachten en waterstofbruggen zijn dus geen covalente bindingen, maar krachten die
tussen moleculen en niet
in moleculen werken. Waterstofbruggen ontstaan doordat (zoals boven beschreven) zuufstof in water een negatieve partiaallading heeft en waterstof een positieve partiaallading. Hierdoor trekken een waterstofatoom van het ene watermolecuul en een zuurstofatoom van het andere watermolecuul elkaar aan.