Beste studenten
Ik heb hier een paar logaritmen dat ik maar niet opgelost krijg en zou graag de werkwijze weten hoe je dat oplost als het grondtal en de exponent in breukvorm is geschreven en als er wortels in voorkomen
Opmerking : het symbool "^" betekent verheffen tot een macht"
Hier deze dat ik niet snap:
1.) (1/2) log (1/16) =
2.) 5 log * WORTEL 5 =
3.) (1/2) log 8 =
4.) 2 log 0.25 =
5.) 9 log 27 =
Dan die vergelijkingen dat ik niet opgelost krijg:
1.) 2 log x = 2
2.) 5 log x = -2
3.) 2 log x = (1/2)
4.) (3/2) log x = 4
5.) x log 81 = 4
Dan je hier ook vooral de werkwijze uitleggen hoe je die model voorbeelden moet gaan oplossen en kan je ze ook na doen van die 10 voorbeelden dan kan ik de rest oplossen die gelijkaardig is
Met vriendelijke groeten
Christof