In de Belgische wetgeving is artikel 458 van het Strafwetboek van toepassing op je vraag:
Art. 458 Strafwetboek (België)
Geneesheren, heelkundigen, officieren van gezondheid, apothekers, vroedvrouwen en alle andere personen
die uit hoofde van hun staat of beroep kennis dragen van geheimen die hun zijn toevertrouwd,
en deze bekendmaken buiten het geval dat zij geroepen worden om in rechte (of voor een parlementaire onderzoekscommissie)
getuigenis af te leggen en buiten het geval dat de wet hen verplicht die geheimen bekend te maken, worden gestraft met
gevangenisstraf van acht dagen tot zes maanden en met geldboete van honderd frank tot vijfhonderd frank.
Op Wikipedia staat ook het volgende:
Zwijgplicht: Als er geen geval van nood is (voor de persoon zelf, andere leden lopen geen gevaar,
), moet je het geheim bewaren (niet tegenover de ouders). Aan de politie mag je dus niks zeggen. Enkel een rechter kan je verplichten te spreken, indien hij dit nodig acht. Als je je niet aan de zwijgplicht houdt kan je vervolgd worden. Bij vrijwilligers houdt men wel rekening met het feit dat men vaak niet goed op de hoogte is van wat kan en wat niet kan. Dit wordt soms gezien als verzachtende omstandigheid, als deze regels je niet werden duidelijk gemaakt door de vereniging waarvoor je als vrijwilliger optrad.
Ik vat dit op als: "Indien een medicus op de hoogte is van een strafbaar feit, gepleegd door één van zijn patiënten, dan mag die medicus niet naar de politie stappen of iets tegen de politie vertellen indien ze hem ondervragen. Indien een rechter de medicus echter verplicht te spreken, dan mag die zich aan de zwijgplicht onttrekken."
Personen die aan hun beroepsgeheim vastzitten (advocaten, notarissen, medici,...) mogen echter wel beroep doen op hun functioneel verschoningsrecht (het recht van een getuige om te weigeren antwoord te geven op vragen die door een rechter aan hem/haar worden gesteld). Het wordt immers als groot maatschappelijk belang gezien, dat een ieder zich vrij tot hen om bijstand en advies moet kunnen wenden, zonder vrees voor openbaarmaking van wat besproken is. Dit belang wordt zo groot gevonden, dat het een inbreuk rechtvaardigt op het genoemde beginsel van de waarheidsvinding.
In Nederland kunnen o.a. een gezinsvoogd,
een vertrouwensarts en een gemeenteraadslid zich niet op dit recht beroepen.