1 van 1

Deelwoord of adjectief

Geplaatst: za 15 dec 2007, 16:10
door thermo1945
Is in een bloedstollend avontuur bloedstollend een tegenwoordig deelwoord of een bijvoeglijk naamwoord?

En hoezo?

Ook iets voor Klintersaas.

Re: Deelwoord of adjectief

Geplaatst: za 15 dec 2007, 17:37
door Phys
In principe een bijvoeglijk naamwoord. Als bloedstollend een tegenwoordig deelwoord zou zijn, zou het afgeleid zijn van "bloedstollen". De bijvoeglijke betekenis heeft - althans tegenwoordig - niet veel met de letterlijke betekenis van bloed stollen te maken. Maar het is er uiteraard wel uit afgeleid.

Het komt overigens vaak voor dat tegenwoordige deelwoorden bijvoeglijk gebruikt worden. Of je het dan specifiek een tegenwoordig deelwoord of bijvoeglijk naamwoord wilt noemen is denk ik subjectief. Het is wat het is: een bijvoeglijk gebruikt tegenwoordig deelwoord. Dat tegenwoordig deelwoord heeft dan de functie van een bijvoeglijk naamword.

Zie ook hier na voorbeeld (2) en hier bij het tweede kopje van onder.

Zwaaiend keken wij onze buren na. Zwaaiend is een tegenwoordig deelwoord, maar het is bijwoordelijk gebruikt. Kun je het nu tevens een bijwoord noemen?

Het smeltende ijsje. Smeltende is tegenwoordig deelwoord, maar bijvoeglijk gebruikt. Is het nu tevens een bijvoeglijk naamwoord te noemen?

PS: jouw voorbeeld (bloedstollend) is mijns inziens primair een bijvoeglijk naamwoord, omdat het werkwoord op zichzelf nooit gebruikt wordt (in de dezelfde betekenis van "griezelig").

Re: Deelwoord of adjectief

Geplaatst: za 15 dec 2007, 17:41
door Klintersaas
"Bloedstollend" is hier in de eerste plaats een bijvoeglijk naamwoord, omdat het een eigenschap van een zelfstandig naamwoord ("avontuur") benoemt.

Een tegenwoordig (of onvoltooid) deelwoord wordt inderdaad vaak als bijvoeglijk naamwoord gebruikt, maar is in de eerste plaats een vorm van een werkwoord (stam + (e)nd(e)). Aangezien "bloedstollen" geen werkwoord is (en zelfs geen correct woord), is "bloedstollend" geen tegenwoordig deelwoord.

EDIT: Phys was sneller. Nog even iets over "het smeltende ijsje":

Ik vermoed dat je je versproken hebt toen je suggereerde dat "smeltende" hier een bijwoord kan zijn, want dat is absoluut uitgesloten. Een bijwoord is een woord dat iets meer zegt over een woord of zinsdeel dat géén zelfstandig naamwoord is. Aangezien "ijsje" wel degelijk een zelfstandig naamwoord is, kan "smeltende" absoluut geen bijwoord zijn. Het is een bijvoeglijk naamwoord en eveneens een tegenwoordig deelwoord.

Re: Deelwoord of adjectief

Geplaatst: za 15 dec 2007, 17:47
door Phys
Ik vermoed dat je je versproken hebt toen je suggereerde dat "smeltende" hier een bijwoord kan zijn, want dat is absoluut uitgesloten.
Waar heb ik dat gesuggereerd? Ik schreef toch bijvoeglijk naamwoord?

Ik had het alleen over een bijwoord in mijn zin daarvoor: zwaaiend keken wij...

Re: Deelwoord of adjectief

Geplaatst: za 15 dec 2007, 17:55
door Klintersaas
Mijn excuses, ik heb fout gekeken. Ik dacht dat de zin "Kun je het nu tevens een bijwoord noemen?

" bij het stukje over het smeltende ijsje stond, terwijl het bij het voorbeeld daarboven ("zwaaiend") stond. Het antwoord op de vraag is overigens negatief, maar waarschijnlijk om een andere reden dan verwacht. "Zwaaiend" is hier namelijk een beknopte bijzin.

Re: Deelwoord of adjectief

Geplaatst: za 15 dec 2007, 18:04
door Phys
Het antwoord op de vraag is overigens negatief, maar waarschijnlijk om een andere reden dan verwacht. "Zwaaiend" is hier namelijk een beknopte bijzin.
Is een bijzin bestaande uit één woord niet automatisch ook een bijwoord?

De bijzin "zwaaiend" voldoet immers ook aan de definitie van een bijwoord:
Een bijwoord (of: adverbium) is een woord dat een nadere bijzonderheid van een werking, toestand of eigenschap noemt en fungeert als bepaling bij een gezegde (1), een bijvoeglijk naamwoord (2), of een ander bijwoord (3):
Zwaaiend fungeert hier als bepaling bij het (werkwoordelijk) gezegde "keken" en noemt een nadere bijzonderheid van de werking "kijken": het kijken werd op een speciale manier uitgevoerd, namelijk zwaaiend.

Re: Deelwoord of adjectief

Geplaatst: ma 17 dec 2007, 10:04
door taalprof
Zwaaiend keken wij onze buren na. Zwaaiend is een tegenwoordig deelwoord, maar het is bijwoordelijk gebruikt. Kun je het nu tevens een bijwoord noemen?
Kleine correctie: in Zwaaiend keken wij onze buren na. is Zwaaiend geen bijwoordelijke bepaling, maar een bepaling van gesteldheid (de zogeheten "predicatieve toevoeging"). In die functie wordt Zwaaiend nog wel degelijk als een bijvoeglijk naamwoord benoemd.

De beslissende eigenschap is hier, dat Zwaaiend een predicatief verband onderhoudt met het persoonlijk voornaamwoord wij. Wij keken onze buren na, terwijl wij zwaaiden (of wij zwaaiden terwijl wij onze buren nakeken).

Bijvoeglijke naamwoorden (en ook tegenwoordige deelwoorden) worden ook benoemd als bijvoeglijke naamwoorden, niet alleen als ze bijvoeglijke bepaling zijn, maar ook als ze naamwoordelijk deel van het gezegde of bepaling van gesteldheid zijn.

Re: Deelwoord of adjectief

Geplaatst: di 18 dec 2007, 10:41
door Esera
thermo1945 schreef:Is in een bloedstollend avontuur bloedstollend een tegenwoordig deelwoord of een bijvoeglijk naamwoord?

En hoezo?

Ook iets voor Klintersaas.
In zekere zin beide, want het is een geadjectiveerd (functie) tegenwoordig deelwoord (vorm). Van: het bloed stolde in zijn aderen bij het zien van het gevaar. O.i.d.

Tegenwoordig deelwoord dat ook functioneel een tegenwoordig deelwoord is kom je tegen in zinnen met een andere constructie, zodat verwarring met bijv nw eigenlijk uitgesloten is.

De vraag draait dus eigenlijk om het verschil tussen functie en vorm.

Re: Deelwoord of adjectief

Geplaatst: di 18 dec 2007, 13:18
door Klintersaas
In zekere zin beide, want het is een geadjectiveerd (functie) tegenwoordig deelwoord (vorm).
Toch niet, want een tegenwoordig deelwoord is een vormcategorie van een werkwoord en "bloedstollen" is geen werkwoord.

Re: Deelwoord of adjectief

Geplaatst: di 18 dec 2007, 14:17
door taalprof
Woordvormingen zoals deze worden besproken in de "Historische Grammatica van het Nederlands" van Schönfeld (een werk dat neerlandici destijds geheel van buiten moesten kennen). Schönfeld rangschikt ze onder het kopje "Samenstellingen met een adjectief als tweede lid" (blader door naar pagina 192):
Ook van vormingen met een participium praesens als tweede lid vindt men resten in 't mnl., b.v. gode-schouwende, hert-snident. In de jongere taal neemt hun aantal toe; meest zijn ze direct uit samengestelde w.w. gevormd (b.v. belang-stellend, deel-nemend), zelden in ander verband (b.v. zee-varend).
Daaruit mag je afleiden dat Schönfeld vindt dat bij zee-varend het tegenwoordig deelwoord varend eerst als adjectief beschouwd wordt, en dan pas de woordvorming aangaat die het uiteindelijke resultaat oplevert.

Overigens: het is mij niet helemaal duidelijk wat "de jongere taal" in dit citaat is. De eerste druk van het werk is uit 1921, maar ik citeer uit de 8e druk uit 1970 (bewerkt door Van Loey), die online staat.