(Herkomst: toelatingsexamen augustus 2002)
58) Een bioloog heeft bij een experiment met muizen een voedselmengsel nodig dat, buiten andere stoffen, bestaat uit 28g proteïnen, 7g vet, 15g vocht. Hij beschikt over 3 mengsels met volgende samenstellingen
<table cellpadding="0" cellspacing ="0" border="1" class="bbc">[tr][td] [/td][td]Proteïne (%)[/td][td]Vet (%)[/td][td]Vocht (%)[/td][/tr][tr][td]Mengsel 1[/td][td]20[/td][td]0[/td][td]10[/td][/tr][tr][td]Mengsel 2[/td][td]20[/td][td]10[/td][td]20[/td][/tr][tr][td]Mengsel 3[/td][td]30[/td][td]10[/td][td]10[/td][/tr]</table>
Welke van de volgende hoeveelheden van mengsel 3 moet de bioloog gebruiken om, in combinatie met gepaste hoeveelheden van mengsel 1 en 2, het gevraagde voedselmengsel te bekomen?
- 30g
- 40g
- 50g
- 60g
[/i]
Verborgen inhoud
Antwoord B.
Stel een vraag over deze oefening.