Kopenhaagse interpretatie
Geplaatst: za 21 feb 2009, 16:50
Bij de afleiding van onderdelen van de kwantum mechanica in verschillende tekstboeken kom ik een aantal merkwaardigheden tegen. :
- de qm-golven van een foton hebben een duidelijk fysisch karakter (EM veld). Bij de Broglie golven zou echter geen fysische realiteit aan de golven toegekend mogen worden. En dat terwijl ze zich in experimenten hetzelfde manifesteren (bv in het twee-spleten experiment).
- deze niet fysische de Broglie golven moeten toch met zichzelf intefereren om bv het waterstof atoom te verklaren (de straal van de baan wordt verklaard doordat het electron een geheel aantal golven nodig heeft omdat het anders zichzelf zou opheffen).
- Het is vanzelfsprekend dat wanneer je iets golvends als geheel beschouwd je niets kan zeggen over wat op een bepaald moment de amplitude van de golf is. Dat is mi. echter wel de manier waarop in qm Heisenberg wordt afgeleid.
- Bij de elektrische put wordt aangenomen dat de waarschijnlijkheidsgolf voor een deeltje in die put in de buurt van de wanden langzaam tot 0 nadert, waardoor alleen staande golven in die put mogelijk zouden zijn. De reden hiervoor is mij echter niet duidelijk. De waarchijnlijkheid van een deeltje lijkt mij nabij de wand evengroot als elders in deze put.
Mogelijk is de echte onderbouwing van het bovengenoemde te ingewikkeld om uitgebreid te beschrijven in beginners boeken. Vooralsnog vind ik echter de uitleg te onwaarschijnlijk om mij achter een Kopenhaagse interpretatie te kunnen scharen. Zou iemand hier wat meer over kunnen uitleggen?
- de qm-golven van een foton hebben een duidelijk fysisch karakter (EM veld). Bij de Broglie golven zou echter geen fysische realiteit aan de golven toegekend mogen worden. En dat terwijl ze zich in experimenten hetzelfde manifesteren (bv in het twee-spleten experiment).
- deze niet fysische de Broglie golven moeten toch met zichzelf intefereren om bv het waterstof atoom te verklaren (de straal van de baan wordt verklaard doordat het electron een geheel aantal golven nodig heeft omdat het anders zichzelf zou opheffen).
- Het is vanzelfsprekend dat wanneer je iets golvends als geheel beschouwd je niets kan zeggen over wat op een bepaald moment de amplitude van de golf is. Dat is mi. echter wel de manier waarop in qm Heisenberg wordt afgeleid.
- Bij de elektrische put wordt aangenomen dat de waarschijnlijkheidsgolf voor een deeltje in die put in de buurt van de wanden langzaam tot 0 nadert, waardoor alleen staande golven in die put mogelijk zouden zijn. De reden hiervoor is mij echter niet duidelijk. De waarchijnlijkheid van een deeltje lijkt mij nabij de wand evengroot als elders in deze put.
Mogelijk is de echte onderbouwing van het bovengenoemde te ingewikkeld om uitgebreid te beschrijven in beginners boeken. Vooralsnog vind ik echter de uitleg te onwaarschijnlijk om mij achter een Kopenhaagse interpretatie te kunnen scharen. Zou iemand hier wat meer over kunnen uitleggen?