Perceptie van een cirkelbeweging rond een vast punt
Geplaatst: di 07 okt 2014, 01:28
Perceptie van een cirkelbeweging
In een wiskundeboek (*) las ik het volgende voorbeeld van een projectie van een cirkelbeweging: een soldaat loopt rondjes aan een constante snelheid. Een lage zon laat zonnestralen ongeveer loodrecht vallen op een witte muur achter de rondjes lopende soldaat, en we zien een schaduwbeeld van de soldaat in cirkelbeweging. Ik citeer hier verder uit het boek “de schaduwschildwacht loopt heen en weer op de muur tussen N en Z. De schaduwsnelheid is in tegenstelling tot de snelheid van de schildwacht variabel. De schaduw heeft bijvoorbeeld voor de tweede helft van zijn wandeling op de muur van O naar N juist 2 keer zoveel tijd nodig als voor de eerste helft. En bij punt N staat de schaduw als het ware een moment stil om zich vervolgens om te draaien en in de andere richting door te gaan, terwijl de schildwacht in vlees en bloed door blijft lopen aan dezelfde snelheid.”
Wat hierboven beschreven staat is de projectie van een cirkelvormige beweging op een plat vlak.
Als ik naar de wieken van een windmolen kijk, lijken de wieken vanuit een bepaalde gezichtshoek ook een variabele snelheid te hebben en boven en onder eventjes stil te staan, hoewel de wieksnelheid uiteraard gelijk is.
Als ik er wikipedia op nasla lees ik onder het lemma: “diepteperceptie” dat we eigenlijk tweedimensionaal zien, en dus eigenlijk ook een tweedimensionale projectie waarnemen. Onze binoculaire waarneming, en waarnemingsinterpretaties van de hersenen, geven ons de illusie dat we dieptezicht waarnemen, maar in de grond zien we eigenlijk een tweedimensionaal beeld, dus met een vertekende snelheidperceptie.
Plato wist het al, we zien slechts een schaduw van een driedimensionaal gebeuren.
Mijn vraag: kan mij iemand zeggen hoe men in de astronomie met deze tweedimensionale vertekening van cirkelbewegingen rond een “vast” punt in rekening brengt, om schijnbare snelheid (door het projectie effect) van werkelijke snelheid te onderscheiden.
(*) Kindt Martin en De Moor Ed, “Wiskunde, dat kun je begrijpen”, Uitg Bert Bakker, 2012, pp 230-231.
In een wiskundeboek (*) las ik het volgende voorbeeld van een projectie van een cirkelbeweging: een soldaat loopt rondjes aan een constante snelheid. Een lage zon laat zonnestralen ongeveer loodrecht vallen op een witte muur achter de rondjes lopende soldaat, en we zien een schaduwbeeld van de soldaat in cirkelbeweging. Ik citeer hier verder uit het boek “de schaduwschildwacht loopt heen en weer op de muur tussen N en Z. De schaduwsnelheid is in tegenstelling tot de snelheid van de schildwacht variabel. De schaduw heeft bijvoorbeeld voor de tweede helft van zijn wandeling op de muur van O naar N juist 2 keer zoveel tijd nodig als voor de eerste helft. En bij punt N staat de schaduw als het ware een moment stil om zich vervolgens om te draaien en in de andere richting door te gaan, terwijl de schildwacht in vlees en bloed door blijft lopen aan dezelfde snelheid.”
Wat hierboven beschreven staat is de projectie van een cirkelvormige beweging op een plat vlak.
Als ik naar de wieken van een windmolen kijk, lijken de wieken vanuit een bepaalde gezichtshoek ook een variabele snelheid te hebben en boven en onder eventjes stil te staan, hoewel de wieksnelheid uiteraard gelijk is.
Als ik er wikipedia op nasla lees ik onder het lemma: “diepteperceptie” dat we eigenlijk tweedimensionaal zien, en dus eigenlijk ook een tweedimensionale projectie waarnemen. Onze binoculaire waarneming, en waarnemingsinterpretaties van de hersenen, geven ons de illusie dat we dieptezicht waarnemen, maar in de grond zien we eigenlijk een tweedimensionaal beeld, dus met een vertekende snelheidperceptie.
Plato wist het al, we zien slechts een schaduw van een driedimensionaal gebeuren.
Mijn vraag: kan mij iemand zeggen hoe men in de astronomie met deze tweedimensionale vertekening van cirkelbewegingen rond een “vast” punt in rekening brengt, om schijnbare snelheid (door het projectie effect) van werkelijke snelheid te onderscheiden.
(*) Kindt Martin en De Moor Ed, “Wiskunde, dat kun je begrijpen”, Uitg Bert Bakker, 2012, pp 230-231.