Michel Uphoff schreef:
Je gaat hierbij wel uit van erg ongunstige parameters. Ik denk eerder aan bolletjes in de grootteorde van micrometers tot een millimeter, en de lift hoeft maar een paar gram te zijn, wat de hoeveelheid materiaal vergroot.
Dat vind ik niet. De getallen en schaal die ik noemde had enkel als doel een en ander tastbaar te maken. Of het nu bolletjes in de orde van een micrometer of millimeter zijn, of kubussen van 1 meter maakt niet uit, de dikte van de wand schaalt mee en daarmee ook de sterkte. Voor cellen van 1 mm komt het neer op een wand van 0.14 micron, cellen van 1 micron hebben dan een wand van 0.14 nm, in de orde van 1 atoomstraal. Het ging mij vooral om de verhouding, maar dat had ik wat explicieter aan moeten geven.
Of grafeen wel of geen helium doorlaat weet ik niet, maar zodra je er een poreuze structuur van maakt hoef je je daar niet meer druk om te maken. En aerogels zijn per definitie poreuze structuren. Dan zou je je pakketje op zijn minst weer moeten afsluiten met een gasdicht materiaal, en dan kom ik weer op mijn eerste punt: waarom vul je dan dat gasdichte materiaal niet met alleen helium, dan ben je ook waar je wezen wil.
Er zijn inmiddels aerogels met een beduidende sterkte, en dacht dat grafeen geen helium doorliet. Samen met wat bewapening van dyneema of een dergelijk licht sterk materiaal moet er een heel eind te komen zijn. Probleem lijkt mij het produceren van die myriaden gasdichte belletjes.
Dat laatste hoeft op zich nog niet eens zo'n probleem te zijn. Met microfluïdica is het mogelijk om grote aantallen belletjes of bolletjes te produceren, met een diameter naar keuze. Dat zijn dan bolletjes gevuld met vloeistof (want ze worden ook in vloeistof geproduceerd) maar je zou dat kunnen proberen te vervangen door lucht of helium zodat je met lucht of helium gevulde bolletjes overhoudt. Op vergelijkbare wijze worden aerogels gemaakt: Eerst wordt een uitgestrekt verstrengeld netwerk geproduceerd in een oplosmiddel - dit netwerk houdt het oplosmiddel bij elkaar waardoor er een gel ontstaat. Vervolgens wordt voorzichtig het oplosmiddel verwijderd middels vriesdrogen. Met een beetje geluk en wijsheid blijft dat netwerk intact en ontstaat een aerogel.
(microfluïdische opstelling om micro-bolletjes te produceren, afkomstig van
http://iopscience.iop.org/1748-605X/5/2/021001/fulltext/)
Probleem is en blijft wel de sterkte van dat materiaal, of eigenlijk vooral, de enorm lage dichtheid die je dient te halen. Je kunt wel wapenen met Dyneema, maar Dyneema is polyetheen en heeft een dichtheid van ongeveer 1 g/cm
3. De wapening met het materiaal dient dus aan dezelfde eis (verhouding materiaal/open ruimte) te voldoen als ik eerder schetste. Dit los van het punt dat de goede mechanische eigenschappen van Dyneema voornamelijk over trekbelasting gaan.
De voorbeelden die je laat zien tonen aerogels, of op aerogel gebaseerde materialen met een dichtheid die vele malen groter is dan wat je nodig hebt om in lucht te kunnen zweven. Afgaand op de dimensies op de NASA-foto en de genoemde massa's is de dichtheid van de aerogel minstens 20 g/L, veel meer dan die van lucht dus. Én sterk én zo licht dat het kan drijven op lucht zit er ook bij aerogels niet in.
Het andere materiaal heeft een dichtheid vergelijkbaar met die van piepschuim, dus ook niet echt spannend.