Hier ben ik het echter niet mee eens. De accelerometer zal inderdaad niks meten zolang het gravitatieveld homogeen is. Maar bijvoorbeeld in de buurt van een zwart gat zal het veld sterk afnemen naarmate je verder van de singulariteit verwijderd bent, en dus zal een accelerometer in vrije val in de buurt van een zwart gat wel degelijk een versnelling meten.
Dat zie ik niet in. Natuurlijk is in de nabijheid van een sterke gravitatiebron de gravitatiegradiënt groter, maar niet wezenlijk anders. Ook rond de Aarde is zo'n gradiënt aanwezig (het veld is niet homogeen), en deze zal ook bij vrije val een zeer gevoelige versnellingsmeter waarschijnlijk tot een geringe uitslag bewegen. Maar dat is louter omdat de gravitatiemeter zelf groter is dan een punt in de ruimte, waardoor er een gradiënt is en er dus getijdenkrachten op inwerken. Voor een punt in de ruimte maakt het niet uit hoe sterk de gradiënt is, en zal een ideale gravitatiemeter noch in vrije val naar de Aarde noch naar een black hole enige uitslag vertonen.
Het gaat mij om meer dan een definitiespelletje, en wel om de (tot op heden niet weerlegde) juistheid, elegantie en superioriteit van de ART en correcte kwalitatieve interpretatie van de relativiteittheorie.
Klassiek kan je stellen dat de persoon op de Aarde zich in een inertiaalstelsel bevindt, en de persoon die er naar toe valt versneld wordt. Maar dat is in de ART niet vol te houden, daar is het andersom en versnelt de persoon op Aarde en bevindt de vallende persoon zich in een intertiaalstelsel.
Dat is een fundamenteel visieverschil tussen de klassieke- en relativistische benadering, en daar zijn wij het beiden naar ik meen wel over eens.
Maar op het moment dat je vaststelt dat in de (superieure) ART visie het de persoon op Aarde is die in feite versnelt, moet je dan ook de consequenties daarvan ten volle nemen en vaststellen dat de vallende persoon dan
dus niet versnelt. En dat is volledig in overeenstemming met de ART. Alles dat de geodeet van de ruimtetijd volgt ervaart op geen enkele wijze een externe (pseudo) kracht en bevindt zich
dus in een intertiaalstelsel (eenparige beweging dan wel vrije val). Alles dat die geodeet niet langer volgt (zoals de persoon op Aarde)
moet een kracht ervaren en bevindt zich niet in een inertiaalstelsel (en is dus versneld). En dat kan je heel bondig samenvatten met: Wordt er geen kracht ondervonden, dan vindt er dus geen versnelling plaats.
Ik begrijp jouw uitleg en die van Anton over de uitgeoefende krachten op moleculen in ons lichaam prima, maar dat is een klassieke en m.i. enigszins gekunstelde uitleg, net zoals jouw samenvatting naar mijn mening door hoepels moet springen om consistent te zijn:
a) Als er geen zwaartekracht in het spel is, maar de kracht werkt wel gelijkmatig, dan zal je de versnelling niet kunnen meten
b) Als er wel zwaartekracht in het spel is, maar de zwaartekracht werkt niet gelijkmatig, dan zal je de versnelling wel kunnen meten.
a) Daar geef je zelf m.i. een uitstekend antwoord op met: "Het enige probleem waar je mee zit, is dat je zonder zwaartekracht in de praktijk geen stelsel kunt creëren, d.m.v. een voertuig, waarbij alle onderdelen van dat voertuig precies gelijkmatig versnellen."
b) We moeten het hebben over punten in de ruimte. Een van de pijlers van de ART, het equivalentiebeginsel, gaat daar van uit. We mogen een zwaartekrachtgradiënt die in zich een kracht uit kan oefenen op een niet puntvormig object (bijvoorbeeld de bekende spaghettificatie bij een klein black hole) niet verwarren met een zwaartekracht die variabel inwerkt op een puntvormig object. Als we een in deze zin niet gelijkmatige zwaartekracht beschouwen (bijvoorbeeld in de situatie waarin Aarde en Maan hun positie veranderen t.o.v. van een puntobject), dan zal de lokale ruimtetijdgeodeet vervormen. De baan van het puntobject in vrije val zal zich zonder enige merkbare, meetbare (en zonder bestaande) versnelling wijzigen en de geodeet blijven volgen, en er wordt geen enkele externe kracht door het object ervaren. Het object blijft in vrije val.
Welbeschouwd bestaat de klassieke eenparige beweging niet in het heelal. Dat zou immers een heelal zonder materie, of een tot op het meest kleine niveau homogeen heelal vereisen, en zo'n heelal kan niet bestaan.
Er bestaat alleen vrije val
of versnelling, er is geen tussengebied. Dat is volstrekt logisch want er bestaat alleen het volgen
of het afwijken van de ruimtetijd geodeet.
Bij vrije val worden er (in klassieke termen) alleen gravitatiekrachten ondergaan, het is de meest natuurlijke toestand in het heelal. Bij versnelling zijn er altijd externe krachten van andere dan gravitationele oorsprong aan het werk (zoals de elektromagnetische kracht die de aardbodem op ons uitoefent waardoor we uit de geodeet worden gehouden).
Vrije val of versnelling en meer is er niet. En hiermee kunnen alle bewegingstoestanden van objecten worden verklaard, hoe elegant is de ART dan wel niet!
Ik merk dat ik in herhaling begin te vervallen. Misschien moeten we het er over eens zijn dat we het oneens blijven. Tenzij er nog fundamenteel andere inzichten komen wil ik,
onder dankzegging voor een interessante discussie, mijn bijdragen aan dit topic eindigen.