317070 schreef:
De antwoorden hierboven zijn ook correct, maar volgens mij niet relevant voor de vraag.
Volgens mij wel de kwalitatieve beschrijvingen hierboven geven wel zo'n beetje aan hoe het werkt. Oppervlakkig, maar toch.
Als je het wiskundiger of liever nog natuurkundiger (altijd liever natuurkundiger natuurlijk, we hebben het tenslotte over de werkelijkheid) wilt bekijken, kom je uit op een dynamisch evenwicht in de warmtehuishouding van de aarde dat wordt beschreven door een of andere ingewikkelde differentiaalvergelijking.
Evenwicht houdt in: de warmte die de zon instraalt, is gelijk aan de gereflecteerde warmte + de uitgestraalde warmte. De temperatuur stelt zich zo in dat er balans is. Het is ingewikkelder want de warmteinstroom fluctueert in de tijd en lokaal fluctueert het met de dagen en seizoenen en er zijn nog allerlei effecten (zie post Michiel; ook de reflectie door ijsbedekking hoort hierbij evenals de concentratie greenhouse gasses in de atmosfeer die ook weer van de temperatuur afhangt waardoor positieve feedback ontstaat etcetera) die ook nog een rol spelen. Maar dat leidt af van de essentie (wel relevant voor discussies over het broeikaseffect; volgens mij hebben te weinig politici kennis van systeemtheorie, differentiaalvergelijkingen en dynamica om daar gefundeerde beslissingen over te nemen).
Afhankelijk van de parameters (warmte instroom, reflectie, warmteuitstraling als functie van de temperatuur, warmtecapaciteit van atmosfeer en oppervlak enz) krijg je iets dat de opwarming (delta T / delta t) zo ongeveer evenredig is met het verschil van warmte instroom en warmte uitstraling (voor kleine verstoringen kun je lineariseren alles is lineair in de buurt van een evenwicht - natuurkundig gezien). Doordat de warmte uitstraling toeneemt bij stijgende temperatuur ontstaat er evenwicht. Afhankelijk van de stabiliteit van dat evenwicht zal de toestand zich herstellen als het evenwicht verstoord wordt.
Het evenwicht is niet eenduidig want het systeem is complex en niet lineair. Stel; dat je de aarde opwarmt tot 1000K en dan aan zichzelf overlaat, dan convergeert dat naar een ander evenwicht dan als je begint bij 100K.
Dit soort vergelijkingen die een dynamisch evenwicht beschrijven hebben de neiging om asymptotisch te naderen tot een evenwichtstoestand (wiskundig: een lokaal, maar niet noodzakelijk globaal evenwicht). Als dat voor de temperatuur op aarde niet meer het geval is en het nieuwe evenwicht ligt ver van het oude, dan is het jammer voor het leven op aarde. Gelukkig kent de aarde evenwichtstoestanden die niet al te ver uit elkaar liggen, daarom overleeft het leven op aarde ijstijden.
Alles goed en wel: de redenering van het antwoord op deze examenvraag zal elementen moeten bevatten van het evenwicht dat zich tenminste gedeeltelijk zal herstellen als het verstoord wordt, omdat het een complex systeem is dat uiteindelijk een dynamisch evenwicht zal bereiken onder invloed van terugkoppelingsmechanismen.
Okee... ik vraag me dus af wat de examencommissie voor antwoorden verwacht. Een precies antwoord op de vraag zal voldoende zijn voor een proefschrift.