Wat ik bedoel is: zeggen verborgen variabelen iets over het wel of niet passeren van de filters <i>sec</i>, of zeggen ze iets over het passeren van de filters <i>indien onder een bepaalde hoek?</i> Met andere woorden: wordt de geldigheid van de wet van Malus <i>impliciet</i> aangenomen (waardoor de stelling wordt: gegeven de kans dat het filter gepasseerd wordt [volgens de wet van Malus], wordt het filter <i>in dit </i>geval wel of niet gepasseerd), of wordt deze <i>niet in aanmerking genomen?</i>
Ten tweede wat zegt dit over de verstrengeling (de correlatie) tussen twee fotonen A en B? Immers: een foton A kan met een kans
\(\frac{1}{2}\)
filter X passeren (dit is zo), en een foton B met een kans \(\frac{1}{2}\)
filter Y, maar wat zegt de stelling van Bell over het al dan niet aanwezig zijn van de correlatie tussen de twee zoals optreedt bij verstrengeling?Wat ik bedoel, is dat 1) wat zegt de EPR paradox (en de stelling van Bell) over het optreden van 'kans' bij de filters (omdat de verborgen variabelen al met zekerheid zeggen of het filter wel of niet gepasseerd gaat worden), en 2) wat heeft het te maken met verstrengeling (non-lokaliteit). Misschien leg ik het wat ingewikkeld uit, maar wat begrijp ik verkeerd aan de EPR-paradox en de stelling van Bell?