Michel Uphoff schreef:
Wordt er hier soms gedoeld op de verliezen door de weerstand van de aanvoerleidingen?
Dan geldt natuurlijk hoe hoger de spanning hoe lager de verliezen in die leidingen, reden voor de hoogspanning in ons elektriciteitsnet.
Dieter Depuydt schreef:
@Michel absoluut, helemaal !!!
ik denk dat we er dan uit zijn:
stellen we ons een stroomkring voor met een energiebron, "aan- en afvoer"leidingen met een weerstand van elk 0,5 Ω en een (nuttige) verbruiker van bijvoorbeeld 1 Ω
De door de bron geleverde spanning wordt naar rato verdeeld over de serieweerstanden in deze kring,
Stel dat de bronspanning 500 V bedraagt, dan valt er 125 V over de "aanvoer"leiding, 250 V over de nuttige verbruiker en nog eens 125 V over de "afvoer"leiding
De bron levert in dit voorbeeld een stroom van 500/(0,5 + 1+ 0,5) = 250 A, en een vermogen van 500 x 250 = 125 000 W.
De verbruiker heeft echter maar 250 V x 250 A = 62500 W ter beschikking, de helft van het geleverde dus. . De rest gaat "verloren" aan opwarming van de transportkabels.
Daar kun je wat aan doen door in deze schakeling vóór de aanvoer omhoog te transformeren en na de aanvoer (voor de verbruiker) weer omlaag, en uiteraard voor de "afvoer"leiding idem.
Door daar met een 10 x zo hoge spanning te werken kan de stroomsterkte in die kabel 10 x zo laag worden, waardoor het vermogensverlies in die kabel 10² = 100 x zo klein wordt. Er komen dan wel transformatorverliezen bij, maar dat valt in het niet bij de verliezen over lange afstanden zoals in het lichtnet, nog afgezien van de investingen in de énorm dikke kabels die nodig zouden zijn om de transportverliezen zonder transformatie nog énigszins behapbaar te houden.
Het misverstand zat er dus in dat ik je verhaal begreep als één weerstand in een schakeling. In feite praten we er dus over drie .
EDIT>>>
zie dat die conclusie er intussen ook al was.