Dank voor de uitleg Michel,
Uit uw illustraties meen ik te mogen besluiten dat het een ballistisch verschil uitmaakt of men een klassieke bom aan de Noordpool laat vallen, dan aan de evenaar. Maar een boom is geen 3000 meter hoog.
Mag ik uit de illustratie besluiten dat a) de appel uit het voorbeeld een langere weg aflegt aan de Noordpool dan aan de evenaar. b) dat de appel aan de Noordpool er minder lang over doet om te vallen aan de Noordpool dan aan de evenaar of, indien dit niet het geval is, dat de Noordpoolappel met een grotere snelheid valt dan zijn exotisch broertje. Dit laatste, er rekening mee houdende dat de Noordpoolappel enkel de valafstand aflegt, en de evenaarappel de afstand van de aarde mee aflegt, voor hij naast de boom landt. Geen van beide a), noch b) lijkt mij realistisch en intuïtief. Heeft het iets te maken met de ruimtetijd die meedraait met het gebeuren? Maar een vast punt op het aardoppervlak legt wel bijna een halve kilometer af per seconde tijdens de omwenteling rond zijn as, en de appel (en de boom) doen dit ook.
Of is het de oplossing inderdaad de Kepplerbaan, die als ik me niet vergis, meer gebaseerd is op de omtrek van de aarde. Men moet inderdaad de diameter van de aarde flink vergroten, om een significant verschil in omtrek te hebben, en de hoogte van de boom zal niet veel verschil maken, tenzij hij 3000 meter hoog is.
@ Emveedee
“De appel heeft die snelheid ook al als hij nog aan de boom hangt. Hij krijgt 'm dus niet pas op het moment dat hij gaat vallen.”
Juist, maar de appel behoudt die snelheid ook als hij in vrije val is. Dat maakt het nu net interessant, als de appel van de boom valt behoudt hij blijkbaar nog een tijdje dezelfde baan als toen hij aan de boom hing. Hoewel hij in vrije val is draait hij net als de aarde mee, en valt dus, vanuit het gezichtspunt van een
niet meedraaiende waarnemer, niet loodrecht, maar wel heel dicht bij de boom die deze waarnemer ook ziet draaien.