Gegeven matrices A en B. Met:
1 3 4
A = 2 0 6
3 1 6
1 0 3
B = 0 1 -3
0 3 1
Onderzoek of matrices A en B rij-equivalent zijn.
Volgens het formele uitwerkmodel zijn ze niet rij-equivalent. Afleiding (de bewerkingen worden op matrix A uitgevoerd):
Deel rij 2 door 2 en verwissel rij 1 en rij 2. Dat geeft
1 0 3
A = 1 3 4
3 1 6
Trek rij 1 van rij 2 af
Trek rij 2 3 maal van rij 3 af. dat geeft:
1 0 3
A = 0 3 1
0 -8 -6
Deel rij 3 door -2 en verwissel deze met rij 2. Dat geeft:
1 0 3
A = 0 4 3
0 3 1
Trek rij 3 van rij 2 af. Dat geeft:
1 0 3
A = 0 1 2
0 3 1
Daarmee is aangetoond dat A niet rij-equivalent is met B.
Echter, als je het als volgt doet:
Deel rij 2 van A door 2 en verwissel rij 1 en rij 2. Dat geeft
1 0 3
A = 1 3 4
3 1 6
Trek rij 1 van rij 2 af. Dat geeft:
1 0 3
A = 0 3 1
3 1 6
Verwissel rij 2 en drie. Dat geeft:
1 0 3
A = 3 1 6
0 3 1
Trek rij 1 drie maal van rij 2 af. dat geeft:
1 0 3
A = 0 1 -3
0 3 1
Daarmee is A gelijk aan B en zijn de matrices dus rij-equivalent.
Aangezien 2 matrices niet tegelijkertijd wel en niet rij-equivalent kunnen zijn gaat hier iets mis. Maar ik heb me waarschijnlijk blindgestaard en ik zie het niet...waar zit een fout of gebeurt er iets illegaals?