Stel:
Het balletje heeft straal r, massa m, traagheidsmoment I
b en (onder aan het hellende vlak) eindhoeksnelheid ω
b.
De aarde (inclusief hellend vlakje) heeft straal R, massa M, traagheidsmoment I
a en eindhoeksnelheid ω
a (bij een aanvankelijk veronderstelde stilstand).
Voor de traagheidsmomenten vinden we dan:
\( \mbox{I}_b = \frac{2}{5} . \mbox{m} . \mbox{r}^2 \)
en (bij benadering):
\( \mbox{I}_a = \frac{2}{5} . \mbox{M} . \mbox{R}^2 \)
Verder geldt voor het impulsmoment:
\( \vec{L} = \mbox{I} . \vec{\omega} \)
Behoud van impulsmoment geeft dan:
\( \mbox{I}_b . \omega_b \, + \, \mbox{I}_a . \omega_a \, = \, 0 \)
\( \mbox{I}_b . \omega_b \, = \, - \mbox{I}_a . \omega_a \)
\( \mbox{I}_b^2 . \omega_b^2 \, = \, \mbox{I}_a^2 . \omega_a^2 \)
\( \frac{\omega_a^2}{\omega_b^2} = \frac{\mbox{I}_b^2}{\mbox{I}_a^2} \)
\( \frac{\frac{1}{2} \mbox{I}_a . \omega_a^2}{\frac{1}{2} \mbox{I}_b . \omega_b^2} = \frac{\mbox{I}_b}{\mbox{I}_a} \)
Voor de energie van rotatie geldt:
\( \mbox{E}_{rot} = \frac{1}{2} . \mbox{I} . \omega^2 \)
Zodat we voor de verhouding van de kinetische rotatie-energie van de aarde en het balletje vinden:
\( \frac{(\mbox{E}_{rot})_a}{(\mbox{E}_{rot})_b} = \frac{\mbox{I}_b}{\mbox{I}_a} \)
\( \frac{(\mbox{E}_{rot})_a}{(\mbox{E}_{rot})_b} = \frac{\frac{2}{5} . \mbox{m} . \mbox{r}^2}{\frac{2}{5} . \mbox{M} . \mbox{R}^2} \)
\( \frac{(\mbox{E}_{rot})_a}{(\mbox{E}_{rot})_b} = \frac{\mbox{m} . \mbox{r}^2}{\mbox{M} . \mbox{R}^2} \)
Dus verwaarloosbaar klein.