Een voorbeeld:
De punten I en II bewegen eenparig rechtlijnig. Op het moment dat I van A vertrekt dan vertrekt II van C, dit tijdstip noemen we t=0. Op het moment I bij B aankomt dan komt II bij D aan. Dat tijdstip van aankomst noemen we t=T. De punten I en II doen er dus precies even lang over. Voor de snelheden geldt dan:
v1 = AB/T
v2 = CD/T
Stel nu eens dat AB = 1m, CD = 3m en T = 3s. Het tijdstip waarop punt II zich precies 1m van C af bevindt noemen we τ, en de afstand die punt I zich dan van A bevindt noemen we s. Dan geldt:
v1 = AB/T = 1m/3s = 1/3 m/s
v2 = CD/T = 3m/3s = 1 m/s
τ = (1m/CD).T = 1m/3m . 3s = 1/3 . 3s = 1s
s = v1 . τ = 1/3 m/s . 1s = 1/3 m
De afstand s heeft nu geen eindige decimale representatie, maar hadden we de eenheid 'meter' drie keer zo klein gekozen dan was dat wel het geval geweest. Fysisch is er dus niets mis met de afstand s.