Ons immuunsysteem blijkt miljoenen verschillende soorten immuuncellen te kunnen maken. De verworven B en T cellen kunnen nl. erg varieren. Maar hoe willekeurig is die variatie eigenlijk?
Bij het knippen van het DNA spelen de enzymen RAG-1 en RAG-2 (RecombinatieActiverendGen) een grote rol.
Bij de genherschikking (via de 12/23 regel van de (niet coderende) RecombinatieSignaalSequenties (RSS)) worden twee gensegmenten bij elkaar gebracht, zodat de gensegmenten (40-46 segmenten van V, 25 van D en 6 van J) direct naast elkaar komen te liggen.
Op het einde kunnen voor de samenvoeging van de afgeknipte DNA-strengen aan beid zijden nog enkele nucleotiden worden toegevoegd of verwijderd (door TdT of exonnucleasen).
Maar stel je hebt een een-eiige tweeling in hoeverre zouden de RAG en de TdT (terminaal desoxynucleotidedyltransferase) en de exonnucleasen, (die zelf qua genetisch code hetzelfde zijn?) bij die tweeling dezelfde uitwerking hebben. Maw welke factoren spelen een rol in het lot van het immuunsysteem en is die willekeurigheid daarvan te vergelijken met de recombinatie tijdens de meiose?
Nog een extra vraag: Als er toevallig een DNA sequentie ontstaat met heel veel V segmenten en veel D etc. krijg je dan ook grotere antilichamen?