We gaan nu (om het zo concreet mogelijk te houden) eerst onderstaande tensorproduct uitproberen:
\( T^m_n = \underbrace{F(\mbox{S}) \otimes F(\mbox{S}) \otimes ... \otimes F(\mbox{S})}_{\mbox{m factoren}} \, \otimes \, \underbrace{(F(\mbox{S}))^* \otimes (F(\mbox{S}))^* \otimes ... \otimes (F(\mbox{S}))^*}_{\mbox{n factoren}} \)
Een basis voor (F(S))* hebben we al eerder gevonden:
Professor Puntje schreef:Wat is een basis van ((F(S))*, + , . ) ? De verzameling (F(S))* is de verzameling van alle lineaire afbeeldingen van F(S) naar R. Dus ik vermoed als basis van ((F(S))*, + , . ) zoiets:
λ met λ(aα + bβ) = a
μ met μ(aα + bβ) = b
Nu zien of {λ, μ} inderdaad een basis van ((F(S))*, + , . ) is. (...) Dus vormen de twee covectoren λ en μ een onafhankelijk stelsel basisvectoren.
Iedere covector uit ((
F(S))*, + , . ) is dus op een
unieke manier als een lineaire combinatie x
λ + y
μ (met x en y reële getallen) te schijven. Laat nu de verzameling Q de basis {
λ,
μ} zijn. Dan bestaat de vrije vectorverzameling
F(Q) over
R uit alle functies f van Q naar
R. Die functies f liggen dus vast door de functiewaarden f(
λ) en f(
μ) op te geven (want meer beschikbare argumenten zijn er niet). Bovendien kunnen de functiewaarden van f uit héél
R gekozen worden. Bij iedere functie f uit
F(Q) is er dus een unieke corresponderende covector f(
λ).
λ + f(
μ).
μ uit (
F(S))*. En bij iedere covector x.
λ + y.
μ uit (
F(S))* is er een unieke corresponderende functie f uit
F(Q)met f(
λ)=x en f(
μ)=y. We maken nu van
F(Q) een vectorruimte over
R door de bijpassende optelling en scalaire vermenigvuldiging als volgt te kiezen:
(
v1 +
v2)(z) =
v1(z) +
v2(z)
(k.
v)(z) = k.
v(z)
Willen ((
F(S))*, + , . ) en (
F(Q), + , . ) als vectorruimten inwisselbaar (= isomorf) zijn dan moeten ook de bewerkingen gelijk uitpakken.
Wikipedia schrijft:
- isomorphism 525 keer bekeken
Laat g de boven vermelde bijectie van (
F(S))* naar
F(Q) zijn. Dan hebben we:
g((x
1.
λ + y
1.
μ) + (x
2.
λ + y
2.
μ)) = g( (x
1+x
2).
λ + (y
1+y
2).
μ )
g((x
1.
λ + y
1.
μ) + (x
2.
λ + y
2.
μ)) = f met f(
λ)=x
1+x
2 en f(
μ)=y
1+y
2
g((x
1.
λ + y
1.
μ) + (x
2.
λ + y
2.
μ)) = f
1 + f
2 met f
1(
λ)=x
1 ; f
1(
μ)=y
1; f
2(
λ)=x
2 ; f
2(
μ)=y
2
g((x
1.
λ + y
1.
μ) + (x
2.
λ + y
2.
μ)) = g(x
1.
λ + y
1.
μ) + g(x
2.
λ + y
2.
μ ) .
g(k.(x.
λ + y.
μ)) = g(kx.
λ + ky.
μ)
g(k.(x.
λ + y.
μ)) = f met f(
λ)=kx en f(
μ)=ky
g(k.(x.
λ + y.
μ)) = k.f met f(
λ)=x en f(
μ)=y
g(k.(x.
λ + y.
μ)) = k.g(x.
λ + y.
μ) .
Dus zijn ((
F(S))*, + , . ) en (
F(Q), + , . ) als vectorruimten inderdaad inwisselbaar. We mogen voor het tensorproduct dus ook nemen:
\( \underbrace{F(\mbox{S}) \otimes F(\mbox{S}) \otimes ... \otimes F(\mbox{S})}_{\mbox{m factoren}} \, \otimes \, \underbrace{F(\mbox{Q}) \otimes F(\mbox{Q}) \otimes ... \otimes F(\mbox{Q})}_{\mbox{n factoren}} \)
Later meer...