Ik doe de opleiding academie voor lichamelijke opvoeding (gymlerares) en nu studeer ik voor mijn toets biomechanica wat ik erg lastig vind. Ik lees nu in mijn boek over de grondbeginselen van newton
1. Het traagheidsprincipe
2. Het onafhankelijkheidsprincipe
3. Het actie-reactie principe
Ik begrijp deze principes nu gedeeltelijk alleen mis ik in mijn boek wat voorbeelden uit de praktijk. Zouden iemand misschien een aantal begrijpelijke voorbeelden kunnen geven?
1: voorbeeld van het traagheidsprincipe:
een definitie is: "een voorwerp waarop geen kracht werkt, zal in zijn toestand volharden." Ligt het stil, en er werkt geen kracht op, dan zal het stil blijven liggen. Beweegt het ongehinderd, dan zal het ongehinderd blijven bewegen (dus langs ene rechte lijn). Werkt er wel een kracht op, dan zal de toestand veranderen.
Bijvoorbeeld een honkbal welke op een paaltje ligt. Dat blijft mooi liggen -er werkt geen (andere) kracht op. Sla je er met de knuppel tegenaan, dan zal de toestand veranderen: de bal vliegt weg.
Of de ringen welke bewegingsloos naar beneden hangen. Geen kracht -> het blijft zo; wel een kracht -> de toestand verandert.
2: onafhankelijkheidsprincipe:
"Twee of meer bewegingen die tegelijkertijd plaatsgrijpen, blijven hun volledige uitwerking behouden. Wanneer een voorwerp tegelijkertijd onderworpen is aan twee bewegingen, dan is zijn positie na een bepaald tijdsverloop dezelfde als wanneer die twee bewegingen, telkens gedurende hetzelfde tijdsverloop, na elkaar en onafhankelijk van elkaar gebeuren."
Bijvoorbeeld een badmintonshuttle: terwijl het waait -precies tegenwind-, sla je de shuttle over het net. De shuttle maakt nu een gecombineerde beweging: de normale vlucht zonder tegenwind, en wordt daarbij ook nog "terug geblazen".
Je zou de bewegingen los van elkaar kunnen zien, kunnen beschouwen, en er dan aan gaan rekenen.
Omgekeerd geldt het ook: de losse bewegingen kun je 'optellen'. Stel, ik schiet een pijl met een boog weg bij windstil weer. Ik had al 'berekend' waar ik moet mikken om de roos te raken. Echter, als er zijwind staat, moet ik corrigeren. De correctie hoeveelheid kan ik inschatten als ik me voorstel hoelang de pijl onderweg zou zijn, dus hoelang de zijwind er vat op zou hebben.
3. Het actie-reactie principe
Als er op voorwerp A een kracht wordt uitgeoefend door B, dan zal A een evengrote, maar tegengestelde kracht uitoefenen op B.
Stel, je legt een honkbal op een paaltje, en de bal ligt dan stil. De zwaartekracht trekt aan de bal, wil de bal naar beneden trekken. Echter de aarde, via het paaltje, duwt tegen de bal met een evengrote kracht, en precies in de tegengestelde richting. De krachten 'heffen elkaar op', en dus blijft de bal stil liggen.
Of je rolt een volleybal B tegen een andere, gelijke, maar stil liggende volleybal A aan. B oefent een kracht uit op A, waardoor A gaat rollen. Op het moment van botsen, echter, oefent A ook een kracht op B uit, waardoor B stil komt te liggen.
Duidelijk of duidelijker?
Het zou mooi zijn als je nu zelf met één of twee voorbeelden aan zou komen..
1: voorbeeld van het traagheidsprincipe:
een definitie is: "een voorwerp waarop geen kracht werkt, zal in zijn toestand volharden." Ligt het stil, en er werkt geen kracht op, dan zal het stil blijven liggen. Beweegt het ongehinderd, dan zal het ongehinderd blijven bewegen (dus langs ene rechte lijn). Werkt er wel een kracht op, dan zal de toestand veranderen.
Bijvoorbeeld een honkbal welke op een paaltje ligt. Dat blijft mooi liggen -er werkt geen (andere) kracht op. Sla je er met de knuppel tegenaan, dan zal de toestand veranderen: de bal vliegt weg.
Of de ringen welke bewegingsloos naar beneden hangen. Geen kracht -> het blijft zo; wel een kracht -> de toestand verandert.
Dit klopt niet helemaal. Bijvoorbeeld een bal die stil ligt op een paaltje ondervindt wel degelijk krachten, bijv. de zwaartekracht en de normaalkracht van de paal op de bal. Toch beweegt de bal niet. Het is dus niet zo dat als er een kracht op werkt dat er iets moet veranderen. Het gaat om de resulterende kracht (alle krachten bij elkaar opgeteld). In dit voorbeeld is de resulterende kracht 0, en daarom verandert er niets.
Je hebt natuurlijk helemaal gelijk Emveedee! Ik hoopte dat niemand het zag, en dat dit voorbeeld voor een 'beginner' toch duidelijkheid kon brengen. Ik zocht iets dat herkenbaar kon zijn, maar vond het niet.
Graag een ander en beter voorbeeld op dit niveau, dan kan het in de toekomstige gevallen gebruikt worden :- )
Ik denk dat het erg lastig is om een praktisch voorbeeld te vinden waarin er geen enkele kracht op een voorwerp werkt. Maar dat hoeft wat mij betreft niet een probleem te zijn, immers kun je zo ook duidelijk maken dat het juist gaat om de resulterende kracht.