Iedere getergde vader of moeder heeft wel eens tijdens het moeizame proces van het opvoeden van het nageslacht zichzelf de vraag gesteld: Hoeveel invloed heb ik? Het is de aloude keuze tussen aanleg en opvoeding, ofwel ‘nature versus nurture’. Is gedrag ingebakken of ingeramd? Het populaire en onbevredigende antwoord is: Van allebei wat, waarbij over de verdeling van de percentages een flinke boom kan worden opgezet. Dat leidt geregeld tot heftige discussies aan keuken- en borreltafel. Het geven van het antwoord op deze prangende vraag is de laatste jaren nog ingewikkelder geworden dan het al was. Er blijkt namelijk ook gedrag van het ene op het andere geslacht te worden overgedragen dat niet in het DNA ligt opgesloten of via omgeving en zintuigen wordt aangeleerd. Dat gedrag is een gevolg van de wijze waarop de in het DNA vastgelegde informatie tot expressie komt. Rond het DNA zitten allerlei chemische schakelaars en regelaars die bepalen welk deel van het DNA in welke mate wordt ingezet voor de productie van proteïnen. De stand van die schakelaars en regelaars kunnen worden beïnvloed door ervaringen zoals honger, trauma en het gebruik van drugs van ouders en nog eerdere generaties.
Dit vakgebied heet de epigenetica en is sinds ongeveer 2005 aan een flinke opmars bezig. Een definitie van epigenetica is het vakgebied dat zich bezig houdt met de omkeerbare erfelijke veranderingen in de genfunctie die optreden zonder wijzigingen in het DNA en de processen die de ontwikkeling van een organisme beïnvloeden. Iets preciezer geformuleerd: De epigenetica bestudeert hoe gen-regulerende informatie die niet in DNA-sequenties wordt uitgedrukt, toch van de ene generatie cellen of organismen op de andere wordt overgedragen. Epi betekent 'bijkomend bij' of 'supplementair aan'. Die gen-regulerende informatie kan soms gedurende vier of vijf generaties aanwezig blijven. Een populaire metafoor is dat de genetica gaat over de hardware (DNA) en de epigenetica over de software (o.a. methylgroepen en histonen). Dat die software erg ingewikkeld is, blijkt bijvoorbeeld uit het feit dat één DNA-sequentie kan leiden tot 200 verschillende tissues. Een tissue is een groep van cellen die dezelfde vorm en functie hebben.
Zoals bij iedere wetenschappelijke ontwikkeling heeft ook de epigenetica een Januskop met een goede en een slechte kant. Met de kennis over hoe deze uiterst gecompliceerde informatieoverdracht werkt, kunnen bijvoorbeeld bepaalde vormen van kankers worden genezen zonder de vervelende bijwerkingen zoals bij chemotherapie. Op het World Science Festival 2013 in New York sprak tijdens de sessie ‘Destiny and DNA: Our pliable genome’ (red: zie deze sessie in zijn geheel onderaan deze column) Jean-Pierre Issa van de Temple University. Hij liet zien hoe met het aanbrengen van bepaalde methylgroepen bij een specifieke DNA-sequentie, de aanmaak van longkankercellen binnen zes maanden stopte. Hij legde uit dat via epigenetica aan de kankercel kan worden verteld dat hij moet stoppen met delen. “We changed the War on Cancer into the Diplomacy on Cancer”, aldus Issa.
Erg boeiend is dat dankzij epigenetica het inzicht groeit dat het gedrag van ouders en grootouders invloed heeft op de kwaliteit van het leven van de kinderen en de kleinkinderen. Zo laat een alcoholische ouder een epigenetisch spoor achter in de hersenen van het nageslacht. Maar ook honger en affectieve verwaarlozing laten epigenetische sporen na.
Als het mogelijk is het gedrag via epigenetica nauwkeurig te sturen, roept dat automatisch de vraag op of dat wel wenselijk is. Er doemen eugenetische angstbeelden op van het definiëren van het optimale epigenoom dat tot ‘normaal’ gedrag leidt en alle variëteit uitsluit. Gelukkig hebben we nog veel tijd om over dit soort kwesties na te denken want epigenetica is een nog erg jonge wetenschap. Het aantal combinaties van schakelaars en regelaars die aan het DNA zijn en kunnen worden geplakt is enorm groot. In de al genoemde sessie van het World Science Festival zei Randy L. Jirtle van het Duke University Medical Centre “Line by line decoding the programs of life is a immense thing to do!” Het in 2003 ontrafelen van het menselijk genoom met zijn 20.500 genen, was daarbij vergeleken nog maar kinderspel.
Voorlopig zullen ouders moeten leren leven met het dilemma ‘nature versus nurture’ en hun kroost moeten opvoeden met hulp van de duizenden pedagogische boeken en theorieën, intuïtie, gezond verstand, zorg, affectie en vooral onvoorwaardelijke liefde.
https://youtu.be/lQrzjZO4Cns